Deze zomer gingen 16 jongeren op pelgrimstocht naar Fatima met IJD. Klaartje Merrigan (28) vertelt hoe ze deze tocht beleefd heeft.
Van 9 tot 19 augustus vertrok ik met 16 jongeren, 6 begeleiders (en een onovertroffen logistieke ploeg!) op Pelgrimstocht naar Portugal: een tocht van zo’n 170 kilometer, in 7 stapdagen, met haltes en tijd voor cultuur in onder andere Porto, Coimbra en, tot slot, Fatima.
Omdat onze tocht als einddoel het bedevaartsoord in Fatima had, waar Maria exact 100 jaar geleden meerdere keren aan drie herderskinderen verschenen is, zijn we vanaf het begin niet alleen met elkaar, maar ook met Maria’s levensverhaal, op stap gegaan. Wat is daar voor mij persoonlijk uit voort gekomen?
Als gelovige, vaak nog zoekende, jonge vrouw, was het niet een soort gedweeë gehoorzaamheid of ‘vlekkeloze’ reputatie die mij tijdens deze tocht heeft aangesproken in de figuur van Maria. Het was veeleer de immense vrijheid van deze vrouw, een onverschrokkenheid die voortkomt uit een diepe vertrouwensband met het goddelijke.
De inhoudelijke omkadering van de tocht, in de vorm van gezamenlijke gebeds-en reflectiemomenten die gebundeld werden in een prachtig tochtboek, brachten mij op het spoor van deze opmerkelijke rode draad in Maria’s levensverhaal. Ze gaat vertrouwvol een bepaald niet evidente roeping aan, en laat haar zoon een grote vrijheid wanneer deze verkondigt dat de gemeenschap van gelovigen voortaan evenzeer zijn familie zal zijn als zijn eigen moeder en vader.
Het waren echter de open, spontane uitwisselingen met de andere jongeren tijdens het stappen die mij hielpen met de vraag: hoe kan zo’n open houding zich vertalen in mijn eigen dagelijks leven? Het antwoord dat ik na de tocht voor mezelf meeneem, is het volgende: in de durf om niet-evidente levenskeuzes te maken, de moed mij kwetsbaar op te stellen in relaties waarin ik ook anderen vrij laat zichzelf te zijn, en in de keuze om hoop te koesteren voor de toekomst, ondanks de schijnbaar alomtegenwoordigheid van de moedeloosheid. Op het einde van de week, bovendien, bleek deze oproep tot hoop, naast die tot gebed, ook een kernaspect te zijn van Maria’s boodschap aan de herderskinderen in Fatima in 1917.
Meer dan 170 kilometer stappen op 7 dagen doe je echter niet met de hulp van introspectie alleen. Humor en muziek waren de twee pijlers die mij het stappen, en de bijbehorende blaren, pijnlijke voeten en ontdekking van spieren-waarvan-je-niet-eens-wist-dat-je-ze-had, deden vergeten. We hebben in de bossen gewandeld op de melodieën van Taizé, door dorpsfeesten gedanst op de beats van Bruno Mars en door velden gestrompeld op de klanken van Brigitte Kaandorps “heel zwaar leven”...
Als je eigen adem op was had je buur wel een liedje over
Zo bereikten we allemaal samen Fatima, waar we ’s avonds met een grote internationale gemeenschap de rozenkrans baden en een kaarsjesprocessie konden bijwonen ter ere van Maria.
We zijn getuige geweest van zowel de grote gastvrijheid, als de vaak moeilijke levensomstandigheden op het Portugese platteland, dat ook tijdens ons verblijf door bosbranden geteisterd werd. De onvermoeibaarheid van de groep, die zonder morren elke ochtend om 6u(!) klaar stond om op pad te gaan, en de grote zorgzaamheid voor elkaar blijven me bij, evenals de openheid en het wederzijdse respect dat elk gesprek dat ik gehad heb typeerde.
Ik kan me tot slot enkel aansluiten bij de woorden van tochtgenoot Jan:
Fatima is weliswaar het eindpunt maar daarom niet het (enige) hoogtepunt van de pelgrimstocht.
De ontmoetingen met elkaar en het op het spoor komen van God in deze ontmoetingen, leverden kostbare herinneringen op, en deden mij inzien dat samen op weg gaan met andere gelovige jongeren, mijn eigen geloof niet enkel onderhoudt, maar, meer nog: voedt, in leven houdt, en nieuwe impulsen geeft.