Vier boeken lang richt Knausgard zich tot zijn jongste dochter, voor en na haar geboorte. In Herfst en Winter deed hij dat met een zekere lichtheid. In korte stukken wijdde hij Anna in de kleine eigenaardigheden van het leven in, van thermosflessen tot vingers. Lente is echter een stuk minder vrolijk. De zwangerschap en de eerste levensmaanden van Anna waren immers een moeilijke periode: Knausgards vrouw werd meermaals opgenomen met een depressie.
De hoofdrol in Lente is echter niet voor die depressie en voor de wijze waarop de auteur daarmee worstelt. Ergens in het begin van het boek beschrijft hij zijn schrijfkamer, een voormalig werkatelier. Hoezeer hij de ruimte ook vult met boeken, papier en tapijten, hij stelt vast dat ze ruw blijft. Op dezelfde manier, zo lijkt hij met dit boek te willen aantonen, bepaalt de 'ruimte tussen in' ons leven meer dan de meer ingrijpende momenten. " natuurlijk bestaat kwaadaardigheid, maar in verhouding tot niet-kwaadaardigheid stelt het niets voor", schrijft hij. "Natuurlijk doet het pijn om te leven, maar die pijn bestaat slechts uit een soort onzichtbare kanalen die we in het voor de rest neutrale of goede volgen en waar we vroeg of laat uitkomen."
En dus lezen we hoe de lente de kop opsteekt in de streek waar Knausgard woont, over de blikken van zijn babydochter en de rommelige keukentafel van de buurman, over de zwembaden die hij met zijn andere kinderen bezoekt. Zijn tegelijk scherpe en poëtische blik geeft zin omzelf beter te kijken naar doogewone details, terwijl zijn kenmerkende eerlijkheid je nog steeds af en toe de adem beneemt. Of wat denkt u van de volgende stelling over de keuze voor een vierde kind? "Een nieuw kind zou meer liefde brengen en dat zou het me onmogelijk maken om ooit voor een ander leven dan dit te kiezen, met mijn gezin."
Zomer volgt in juni.