Goede vrienden. Het was in de laatste dagen van 1977 dat kardinaal Danneels in Antwerpen tot bisschop werd gewijd. Het was de derde zondag van de advent. Enkele dagen later was het Kerstmis. In de liturgie wordt dan gelezen uit de Brief van Paulus aan Titus over Gods goedheid en menslievendheid. Het is die lezing die we zopas gehoord hebben. Uit die lezing koos kardinaal Danneels zijn bisschopsleuze: Apparuit humanitas Dei nostri, verschenen is de goedheid en de mensenliefde van God. Die enkele woorden leiden ons binnen in het hart van het evangelie. En ze laten ons ook zien hoe de Kardinaal zijn roeping als priester en als bisschop heeft beleefd, al die jaren lang.
“Verschenen is Gods goedheid en menslievendheid”. Het is zo mooi en zo juist vertaald in het Latijn: humanitas Dei, Gods menselijkheid. God die niet alleen gedreven is door een grote liefde voor zijn mensen, maar die ook zelf mens is geworden. En daarom ook zo menselijk met ons omgaat. Niet eisend, niet dwingend, niet veroordelend. Hij heeft ons gered, staat er, “niet omdat wij iets goeds gedaan zouden hebben, maar alleen omdat Hij barmhartig is”.
Vele tijdgenoten hebben de indruk dat geloof en godsdienst mensen eerder belemmeren om in alle vrijheid hun geluk uit te bouwen.
Ze hebben het gevoel dat het altijd om moeten gaat of om niet mogen.
Natuurlijk is mens zijn een ernstige aangelegenheid en liefde kan veeleisend zijn. Toch is het evangelie het goede nieuws van Gods menslievendheid. In alle toonaarden wordt ons dat ene toegezegd: dat God op menselijkheid is bedacht, dat we door Hem gekend en bemind zijn en radicaal aanvaard, ook in onze broosheid en eindigheid, zelfs in onze zonde. Ja, verschenen is de goedheid en de humaniteit van God. Het is ons geluk en ons heil. Daarom zijn we niet zonder hoop.
En daarom is het evangelie voor allen die het horen willen een oproep tot ware menselijkheid.
Dat kardinaal Danneels net die woorden tot zijn bisschopsleuze heeft gekozen, tekent hem ten voeten uit. Het is de wijze waarop hij een goede herder is geweest gedurende al die vele jaren.
Cette même Bonne Nouvelle de la bonté et de l’humanité de Dieu, nous l’avons aussi reçue dans l’évangile que nous venons d’entendre. Il nous raconte le début de la prédication de Jésus quand il est sollicité à Nazareth le jour de sabbat pour lire la prophétie d’Isaïe qui dit: « L’Esprit du Seigneur est sur moi parce que le Seigneur m’a consacré par l’onction. Il m’a envoyé porter la Bonne Nouvelle ». C’est dans ces paroles d’Isaïe que Jésus s’est reconnu et qu’il a discerné sa propre mission. C’est dans ce texte que l’on trouve pour la première fois le mot « évangile ». C’est devenu le mot-clé pour désigner le sens de toute sa mission. Lui qui n’est pas venu pour juger mais pour sauver. Nous sommes connus et aimés de Dieu tels que nous sommes. C’est là, comme le dit le Pape François, « la joie de l’évangile ».
C’est à l’annonce de cet évangile que le Cardinal Danneels a consacré sa vie. Comme sur Jésus, l’Esprit est venu sur lui et lui aussi a été consacré par l’onction. Cet Esprit, il l’a reçu en abondance. Avec le don de la parole qui lui a été donné et qui a touché tant de personnes, chez nous et dans l’Eglise universelle, et toujours avec cette simplicité de cœur qui est la marque d’un disciple du Christ. Ces longues années durant lesquelles il a été prêtre et évêque représentent, à plusieurs égards, un tournant décisif, aussi bien pour l’Eglise que pour la société. C’était la fin d’une période et le début d’un futur inconnu et d’un avenir incertain. Il n’a pas été facile d’être guide et pasteur en ces moments. Mais il l’a été. Avec courage et autorité, mais toujours sans « briser le roseau froissé ni éteindre la mèche qui faiblit ». Ce qu’il a dit du Roi Baudouin lors de ses funérailles vaut aussi pour lui : « Il y a des rois qui sont plus que roi ; ils sont les bergers de leur peuple ».
De kardinaal had de gave van het woord. Door dat woord, met zoveel innige bezieling gesproken en geschreven, heeft hij het hart van velen geraakt. Door dat woord heeft hij ons altijd naar de bron geleid. Hij had geen nostalgie naar het verleden. In trouw aan het Tweede Vaticaanse Concilie was hij fundamenteel overtuigd van de noodzaak van vernieuwing en hervorming in de Kerk, in hoofd en leden. Een open Kerk die zich niet boven de mensen verheft, maar meevoelt met de vreugde en de hoop, maar ook met het verdriet en de angst van de mensen.
Vernieuwing en hervorming: dat wilde hij echt. Maar niet zonder herbronning, niet zonder spiritualiteit, niet zonder een doorleefde liturgie, niet zonder gebed.
Die zorg voor de binnenkant was bij hem te midden van alle structuurhervormingen altijd prioritair. Il savait aussi qu’il n’y avait pas d’avenir pour notre Eglise sans les autres Eglises chrétiennes. Le dialogue œcuménique lui tenait à cœur. Tout comme il était convaincu de l’importance du dialogue interreligieux et de l’importance d’autres traditions religieuses dans notre pays.