Elk jaar horen we met Allerheiligen de prachtige lezing uit de Apocalyps (Ap 7, 2-4.9, 14). We zijn getuige van wat er zich in de hemel afspeelt: een grootse liturgie voor Gods troon en rond het Lam. Een lam dat geslacht is maar waarvan in hetzelfde Bijbelboek ook gezegd wordt dat het rechtstaat (Ap 5, 6). ‘Wat zwak is en zonder aanzien, dat heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen’ (1 Kor 1, 27). Het wordt ons in de liturgie van Allerheiligen ook gezegd in het evangelie uit de Bergrede: ‘zalig de armen van geest’. Zalig zelfs en juist zij die vervolgd worden om de gerechtigheid.
Rond de troon en rond het Lam staat een grote menigte: honderdvierenveertigduizend uit het Joodse volk, twaalfduizend van elk van de twaalf stammen van Israël. Het volk dat God het eerst geroepen heeft, het volk van zijn verbond: het is geenszins vergeten. En daar rond staat een menigte die niemand tellen kan, uit alle naties, rassen en talen. Zoals het ooit aan Abraham was beloofd: ‘even talrijk als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee’ (Gen 22, 17). Allen zijn in aanbidding neergeknield en danken God omdat de machten van het kwaad en de dood overwonnen zijn en ze roepen luid: ‘De redding komt van onze God, die op de troon is gezeten, en van het Lam!’ (Ap 7, 10). Zo dikwijls hebben we in het Onzevader gebeden om de komst van Gods Rijk. Het is nu vervuld: ‘Wij danken U, Heer God, Albeheerser, die is en die was, dat Gij uw grote macht gegrepen hebt en uw koningschap hebt aanvaard’ (Ap 11, 17). Er heerst onnoemelijke vreugde. De schepping is eindelijk voltooid. Het scheppingswoord van in het begin, op de eerste bladzijde van de Schrift, is eindelijk vervuld: ‘En God zag dat alles wat Hij gemaakt had, heel goed was’ (Gen 1, 31).
Ziedaar wat er staat te gebeuren als alles zal zijn volbracht: alle tranen gedroogd, als de dood niet meer zal zijn, geen geween, geen smart, als de oude wereld zal zijn verdwenen en God alles nieuw zal maken. Maar zo ver zijn we nog niet. Het is een visioen, een profetie. Het is niet wat we rondom ons en in ons ervaren. Nog zijn er de tranen, het verdriet, het lijden. Nog het onrecht dat ten hemel schreit. Hoeveel slachtoffers van macht. Hoeveel mensen die misbruikt worden. Hoeveel mensen op de vlucht, wanhopig en zonder uitzicht. Terreur en geweld die mensen angst aanjagen en verlammen. Zoveel armoede, zoveel ellende: we worden er dagelijks mee geconfronteerd op een wijze die we niet voor mogelijk achten.
Wanneer de woorden van de Zaligspreking horen, worden we er telkens door geraakt: hoe waar zijn ze en hoe ter zake. En toch bekruipt ons bij deze woorden ook altijd een gevoel van wereldvreemdheid. Zijn ze niet te mooi om waar te zijn? Zijn het niet totaal andere krachten die het voor het zeggen hebben in deze wereld? Hoeveel zijn er niet die niet zachtmoedig zijn, niet barmhartig, wiens hart niet zuiver is, die niet hongeren naar gerechtigheid en geen vredestichters zijn. En hoeveel onverschilligheid. Paus Franciscus waarschuwt tegen de globalisering van die onverschilligheid. Het is een van de grote gevaren en bedreigingen van deze tijd.
De tekst van de Apocalyps ontkent de werkelijkheid niet. Hij heeft wel degelijk besef van wat het is: een mens te zijn op deze aarde. Heel die menigte in witte gewaden, ze komen uit de grote verdrukking; hun gewaden zijn wit gewassen in het bloed van het Lam. Het visioen van de Apocalyps beschrijft niet het leven zoals het is. Het spreekt van wat nog verborgen is. Of beter: hier wordt in de taal der verbeelding gezegd wat nu al werkelijkheid is, zij het niet zonder beproeving en lijden waar je doorheen moet. Zuiver van hart en arm van geest, zachtmoedig en barmhartig, vrede stichten en hongeren naar gerechtigheid, zijn naaste liefhebben als zichzelf, ja de ander hoger achten dan zichzelf en hen steeds met eerbied en respect tegemoet treden, het is niet vanzelfsprekend, niet iets dat ons van nature ligt. We hebben het ten overvoede gehoord tijdens dit Jubeljaar: hoe groot Gods barmhartigheid is, altijd bereid te vergeven en nieuwe kansen te geven. Hij die niet gekomen is om te oordelen maar om te redden. En hoe wij ook zelf geroepen zijn om barmhartig te zijn, misericordes sicut Pater. Ook in de laatste exhortatie van paus Franciscus over vreugde van de liefde wordt ons op het hart gedrukt hoe voorzichtig we moeten zijn met oordelen, altijd bereid mensen nabij te zijn en te helpen.
Die houding is niet vanzelfsprekend. Je moet wel heel vertrouwd zijn met God, ja zijn kinderen zijn, om zo iets te willen en er ook naar te handelen. Het is ook dat dat we op Allerheiligen uit de eerste brief van Johannes horen: ‘Wij worden kinderen van God genoemd en we zijn het ook’ (1 Joh 3, 1). Daarom zegt Johannes dat de wereld hen niet begrijpt omdat hij God niet begrijpt. Maar zij die het witte kleed van de doop dragen en het zegel van de Geest hebben ontvangen, zij weten dat deze weg hen voert naar datgene wat een mens ten diepste toe verlangt en aan ons leven definitieve zin en richting geeft.
Het grote visioen dat ons op het feest van Allerheiligen verkondigd wordt, is niet naïef. Het getuigt wel van een groot vertrouwen en een grote hoop. Met de schepping is God iets begonnen, iets vol risico, iets dat voortdurend bedreigd wordt. In zijn encycliek Laudato si’ roept paus Franciscus op om zorg te dragen voor de schepping. Hij laat zien hoe de zorg voor het behoud van de schepping en het behoud van ware humaniteit hand in hand gaan. Hij pleit voor een integrale ecologie. Toch blijft de vraag; zal deze schepping ooit lukken? Er is zoveel dat ons doet twijfelen, soms zelfs doet wanhopen. Natuurlijk is Christus gekomen in deze wereld. Maar wat is er veranderd? Gaat niet alles gewoon verder? Kan deze wereld veranderen? Kan hij verlost worden? Kan ik veranderen? Dat is het wat ons op dit hoogfeest verkondigd wordt: dat God ons geroepen heeft tot nieuw en onvergankelijk leven. Dat wat Hij begonnen is, ook zal voltooien.
In de Zaligsprekingen roept Hij ons weg uit een leven dat genoeg heeft aan zichzelf alleen. Hij wil ons gevoelig maken voor wat Hij belangrijk vindt. Hij wil ons leren wat liefde is en broederschap en solidariteit. Denk niet: dat kan ik niet, dat is niet voor mij. Heiligheid is niet iets alleen voor buitengewone mensen. Heiligen zijn juist mensen die bewust zijn van hun zwakheid. Die weten dat ze om niet door God bemind zijn en zo zelf in staat zijn te beminnen. Dat is het wat dit feest ons wil geven: veel vreugde en hoop en veel moed om vandaag christen te zijn, volgelingen van Jezus, in alle eenvoud: heilige mensen. Zoals Moeder Teresa het ooit gezegd heeft: ‘De heiligheid is geen luxe die slechts voor enkelen is weggelegd, het is een eenvoudige plicht voor allen.’ Denk niet dat het niet mogelijk is. Denk niet dat je er alleen voor staat. Denk aan de menigte die niemand tellen kan.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.