Nous venons d’entendre un extrait de la Lettre de Saint Paul aux Romains. Nous sommes au début de notre ère. Il y a déjà en ce moment une communauté de chrétiens à Rome. Paul a l’intention d’y aller. C’est pour préparer sa visite qu’il écrit cette lettre. Il veut justifier la façon dont il interprète les textes sacrés et l’évangile. Car il sait que tout le monde ne pense pas comme lui. Il a la citoyenneté romaine. Il n’est donc pas un sans-papier. Mais c’est quelqu’un d’Asie Mineure, l’actuelle Turquie, et en ce sens quand-même un étranger. Il n’est pas sûr de l’accueil qu’on lui réservera. Il prend son temps : la lettre est longue et très développée. Mais vers la fin, il prend un ton très humain. Il appelle au respect de l’autre. « Soyez unis les uns aux autres par l’affection fraternelle et rivalisez de respect les uns pour les autres ».
Het zijn woorden van bijna tweeduizend jaar oud. Maar als men ze hoort, is het alsof de historische afstand er niet meer is. Ze zijn niets van hun zeggingskracht verloren. Ook niets van hun actualiteit. Natuurlijk zijn het woorden gericht tot medechristenen. Maar ze reiken verder dan kerkelijke grenzen. Ze raken ons juist in onze menselijkheid. Ze zijn bron van humaniteit. Pertinent voor elk zoeken naar een waarachtig samenleven juist in respect voor elkaars anders zijn. “Uw liefde moet ongeveinsd zijn. Bemint elkaar hartelijk met broederlijke genegenheid. Vergeet de gastvrijheid niet. Wees verheugd met hen die redenen hebben tot blijdschap. Maar ween ook en wees solidair met hen die in nood zijn. Leef in harmonie met elkaar. Wees niet hooghartig. Vergeld niemand kwaad met kwaad. Leef, voor zover het in uw macht ligt, met alle mensen in vrede.” En op het einde dat zo mooie woord: “Zorg dat je niemand iets schuldig bent. Laat je enige schuld de onderlinge liefde zijn”.
Quelle source d’espérance de constater que ces paroles rejoignent le projet même d’une société moderne : vivre ensemble et construire ensemble dans la diversité et dans le respect de l’autre. C’est notre grand défi. Et rien n’est jamais acquis. C’est vrai que de grandes tensions traversent nos sociétés et sèment le trouble. D’où l’importance du dialogue, de chercher la justice, de garder la confiance et d’œuvrer toujours pour la réconciliation. Il n’y a pas d’autres chemins pour bâtir un monde plus juste, plus solidaire et plus fraternel. Ce n’est pas dans le repli sur soi ni dans la recherche de nos propres intérêts que l’on peut offrir un horizon de bonheur pour aujourd’hui et pour demain. Le monde est plus grand que le nôtre.
De uitdagingen zijn inderdaad groot. En de situatie complex. Toch mogen we geen muren optrekken, geen muren van onverschilligheid en angst. Het geldt voor elke burger van ons land. En uiteraard voor hen die grote politieke of maatschappelijk verantwoordelijkheid dragen. Noch voor hen noch voor iemand van ons kan het allereerst gaan om het eigenbelang. Altijd moet het algemeen welzijn ons voor ogen staan. Om te bouwen aan een samenleving die niemand uitsluit, ook niet hen die het moeilijk hebben en in de marge dreigen terecht te komen of die als vreemdeling de ellende zijn ontvlucht. Om een samenleving uit te bouwen waar we elkaar, hoe verscheiden ook, alle eerbied verschuldigd zijn. Om, zoals Paulus het vroeg, elkaar niets anders verschuldigd te zijn dan de onderlinge liefde.