Voor de Open Avond van Attent op 10 september jl. balden Peter Verlinden - tot 2019 VRT journalist - en zijn vrouw Marie Bamutese twee lezingen samen tot één. Ze voorzagen ook tijd voor interactie met het publiek. Omwille van het coronavirus maakten 27 aanwezigen de lezing live mee, terwijl een tiental mensen online volgde.
Op 30 juni dit jaar was het 60 jaar geleden dat Congo onafhankelijk werd. We vroegen Peter Verlinden om de geschiedenis te schetsen van Leopold II tot Kabila en de effecten en gevoeligheden van vandaag erbij te betrekken. De hele geschiedenis schetsen is uiteraard onmogelijk in zo’n kort bestek. Maar kijkend naar de situatie vandaag, vanuit de vraag wat het koloniaal verleden betekent voor ons en voor de Congolezen trekt hij een aantal lijnen, ondersteund door verhelderend beeldmateriaal. Marie Bamutese haakt in bij de recente geschiedenis, waar ze bij betrokken was.
Kongo Vrijstaat, 1885-1908
Het openingsbeeld is een kaart van Kongo Vrijstaat (ook omschreven als Onafhankelijke Congostaat). Koning Leopold II slaagde er in 1885 in om dit gebied - 77 x België - te verwerven. Hij had toelating van het Belgische parlement, dat wettelijk vastlegde dat de Belgische staat niets te maken heeft met Kongo Vrijstaat. Strikt genomen kan je in deze fase niet spreken van een kolonie, omdat dat een kolonie een overheersende andere staat veronderstelt.
Opvallend aan de kaart van Kongo Vrijstaat zijn de vele rechte lijnen. Men kende het gebied dus niet; enkel een aantal rivieren en de dorpen erbij. Op basis van deze beperkte kennis maakte Stanley een berekening van het totaal aantal inwoners en kwam uit op 42 miljoen inwoners. De demografische wetenschap is het er nu over eens dat er in die periode waarschijnlijk nooit meer dan 10 miljoen waren. Het veel grotere getal van Stanley leidde tot misverstanden over het aantal doden onder het regime van Leopold II. De koning is zelf nooit in Kongo geweest en gaf zijn ambtenaren, waarvan een groot deel geen Belgen waren, opdracht om profijt uit het land te halen door te handelen in ivoor, rubber en een beetje diamant. Om dit mogelijk te maken, werden spoorwegen aangelegd. Aan het centraal station van Kinshasa bevindt zich nog steeds een huldebetoon uit 1948 aan de pioniers die het leven lieten bij de aanleg. De getallen staan er bij: 132 Europeanen en 1800 Afrikanen en Aziaten.
Kongo Vrijstaat is ook gekend door het verhaal van de afgehakte handen. Ook in Britse en Franse kolonies bestond deze praktijk. Militairen van het koloniaal leger moesten hun kogels nuttig gebruiken: voor het doden van vijanden. Als bewijs werd een hand afgehakt. In “Zwarte trots, witte schaamte? Over kolonialisme en racisme” brengt Peter Verlinden dit verhaal, gebruik makend van de best mogelijke bronnen. Vooreerst is er geen enkele twijfel dat dit systeem werd misbruikt: ook van nog levende personen werd de hand afgehakt. Een Britse lobbygroep, die zich fel verzette tegen het bewind van Leopold II, maakte in de periode 1904-19025 foto’s van levende personen met een afgehakte hand. Het staat buiten kijf dat het bewind van Leopold II kwaadaardig was en slachtoffers heeft gemaakt. Maar hoeveel slachtoffers dat waren, is een discussie geweest, waar men nu stilaan begint uit te geraken.
Hoogstwaarschijnlijk groeide de bevolking niet meer aan ten tijde van Leopold II. Jonge mannen, die gedwongen werden ingelijfd voor de rubberteelt of om dienst te doen in de Force Publique, konden niet bij hun vrouwen in de dorpen zijn. Bovendien werd op weerbarstige dorpen jacht gemaakt, wat leidde tot ontheemding van mensen. Wie op de vlucht ging, kan geen veld bebouwen, niet voor eten voor de kinderen zorgen, ... Zoals dat in het heden ook het geval is in Oost-Congo. Er gingen dus niet alleen mensen dood door ziektes of hongersnood. Er werden ook minder mensen geboren. De bevolkingsgroei had 2 à 2,5% moeten zijn. Maar er was stilstand. De meeste mensen kwamen om door de ontwrichting van de samenleving, door het regime van Leopold II. In verhouding werden niet zoveel mensen effectief gedood.
Ondanks alles is vandaag Leopold II nog zichtbaar aanwezig in het land. Zijn standbeeld staat wel niet meer in het centrum, maar op de Mont Ngaliema, destijds een prestigieus privédomein van Mobutu op een heuvel aan de rand van stad. Nu is het een park met een klein museum, dat eind jaren ‘60 door het museum van Tervuren werd opgezet en bevoorraad. Op de Mont Ngaliema bevindt zich ook het “Cimetière des pionniers”: de begraafplaats van eerst aangekomen blanken, die ook vrij snel stierven aan tropische ziektes. De begraafplaats wordt nog altijd in ere gehouden. Peter Verlinden besluit dat in Congo de discussie zoals wij die hier nu momenteel voeren, op zijn minst in de officiële omgeving -mensen die beslissen over standbeelden, musea, begraafplaatsen, … - niet wordt gevoerd.
Belgisch Kongo
In 1908 wordt Leopold II via onderhandelingen gedwongen Kongo Vrijstaat over te dragen aan de Belgische Staat. Als reden wordt vaak gewezen op het protest, vooral uit Groot-Brittannië - met weerklank wereldwijd -, tegen de misdaden van Leopold II. Eén van die protesten leidde tot de naam “rood rubber”, omwille van de dwang en het geweld dat werd gebruikt in de rubberteelt. Maar het economisch aspect woog zwaarder. De eerste jaren investeerde Leopold II veel eigen geld in Kongo Vrijstaat. Meevaller was de uitvinding van de rubberen luchtband door John Dunlop in 1890. Daardoor wordt rubber plots echt geld waard en kan Leopold II op korte tijd veel geld uit Kongo halen. Hiermee financiert hij België prestigieuze gebouwen en urbanisatiewerken in Brussel. De bedrijven die zich in Kongo Vrijstaat aan het vestigen waren, hadden liever gezien dat er in Kongo meer zou worden geïnvesteerd in infrastructuur, om het gebied economisch leefbaar te maken. Dat is pas gebeurd nadat Kongo Belgische kolonie werd. Tegen 1904-1905 stort de rubberprijs in en komt de koning in afbetalingsproblemen. Hij had leningen lopen bij de Belgische staat, die als voorwaarde had gesteld dat hij bij niet terugbetaling Kongo Vrijstaat moest overdragen. Dat is in 1908 gebeurd.
Peter Verlinden toont een tweede kaart. Die toont Belgisch Kongo ingedeeld in vicariaten. Het komt er op neer dat paters Franciscanen, Scheutisten, Jezuïeten, Witte Paters elk een regio wordt toebedeeld. Zij waren al actief in het land, maar nu werd hun missiewerk geofficialiseerd. In de missies namen ze de hele sociale sector en het onderwijs in handen, in opdracht van de koloniale overheid. Mobutu zaïriseerde alles, maar moest dat eind jaren ’80 terugdraaien, omdat het gewoon niet werkte.
Vervolgens toont hij enkele foto’s van de koloniale propagandadienst destijds. Ze geven goed weer welk ideaalbeeld de koloniale overheid voor ogen stond: de wijze blanke “vader” die aan de zwarte kindjes leert hoe het moet. Dat de blanke het beter wist, dat paternalisme is er in de koloniale tijd echt ingeramd. In die mate zelfs, dat het vandaag nog steeds niet volledig overwonnen is. Frappant vindt Peter Verlinden wat er gebeurde met de restauratie van een beeld in Kisantu, de stad van de jezuïeten destijds. De foto staat op de kaft van het boek “Zwarte trots, witte schaamte?”. Men had de priesterfiguur nu perfect zwart kunnen kleuren, maar de witte missionarisfiguur en het opkijkende zwarte kind bleef behouden. Ook al gaat dit niet op voor alle Congolezen, voor Peter Verlinden spreekt dit beeld boekdelen over de zwaarste en moeilijkste erfenis uit de koloniale tijd: het blijven opkijken naar “de blanke die beter weet”. Vandaag slaat de slinger ook helemaal uit naar de andere kant, met een volledig verwerpen van alles wat wit, koloniaal, blank is. Beide houdingen zijn overdreven, stelt de spreker. Bovendien is het ook niet zo dat je mensen op een verkeerde manier ging behandelen, omdat je blank was.
Het koloniaal systeem leerde de blanke levenswijze doorgedreven aan. Dat leidde tot het tot stand komen van een nieuwe klasse, de “évolués”. In andere kolonies bestond dit in zekere mate, maar in Belgisch Kongo werd het geïnstitutionaliseerd. Wie slaagde in een proef voor een “commission des mérites civiques” - een commissie van burgerlijke verdiensten- kreeg een kaart uitgereikt. Ook in hun privéleven moesten zij het model van de kolonialen volgen. Ze werden maximaal omgevormd, inclusief “cercles des évolués”, clubs waar ze konden samen komen. Ze werden als succesvol beschouwd. Op termijn – men dacht aan een periode van 50 à 100 jaar – zouden zij het van de blanken kunnen overnemen Toen Jef Van Bilsen in 1955-1956 zijn plan voorstelde om Kongo op 30 jaar tijd voor te bereiden op onafhankelijkheid in 1985 (100 jaar na Kongo Vrijstaat) vond men dat nog compleet absurd, want veel te snel. Aan het systeem van de klasse van de évolués deden de priesterseminaries niet mee. Zo waren er al 600 zwarte priesters en een bisschop tegen de tijd dat de eerste universiteit opende.
Peter Verlinden toont enkele korte filmfragmenten. In 2010 - 50 jaar onafhankelijkheid – interviewde hij enkele évolués. Ook het land werd omgevormd naar Belgisch model. Daarvoor werden de beste Belgische en andere Europese architecten naar kolonie gehaald. Ze zetten prestigieuze bouwwerken neer, ontwikkelden de haven,…. Ook daarover toont Peter een filmfragment. De beelden tonen bovenal aan dat in de koloniale tijd op geen enkele manier met de Kongolezen zelf werd rekening gehouden. Ze werden totaal niet betrokken bij de opbouw van hun land. Als je in zo’n situatie hals over kop overgaat tot onafhankelijkheid, is het niet verwonderlijk dat heel dit systeem in elkaar stort. Niemand in het koloniaal leidinggevend milieu in Brussel had gedacht dat de onafhankelijkheid er snel zou komen. Het eerste politiek bewustzijn is pas in 1958 in structuren gegoten. Patrice Lumumba stichtte zijn Mouvement National Kongolais en Joseph Kasa-Vubu vormde de sociale beweging Abako om tot een politieke partij. In 1959 was er de eerste vorm van volksprotest met geweld, dat zich ook richtte op de kolonialen: winkels werden geplunderd, auto’s in brand gestoken.
Verschillende andere landen in Afrika en nagenoeg alle Aziatische landen waren al onafhankelijk geworden. Op de dekolonisatiebeweging reageert de Belgische overheid met de vlucht vooruit. Ook al waren de Kongolezen niet voorbereid, ze gaan snel verkiezingen voor gemeentes organiseren. Eén van de sleutelfiguren die hierop inspeelt is Patrice Lumumba, die zich tussen 1956 en 1958 sterk uitsprak voor samenwerken met de België en daarna snel radicaliseert, grotendeels als reactie op de halsstarrige, onhandige en nogal denigrerende houding van het Belgische koloniale bestuur en de Belgische politiek van toen. Peter Verlinden wijst er uitdrukkelijk op dat het de politici in België waren die beslisten, zonder naar de mening van de kolonialen die werkten in Kongo te vragen.