Een koude noordenwind ruist door de bomen, terwijl het lentezonnetje al haar warmte verspreidt; de vogels springen dartel van tak tot tak, waar de eerste knoppen tevoorschijn komen.
Het is dat mooie moment waarop alles begint te herleven dat m’n oma uitkoos om ons te verlaten. Op een leeftijd van 83 kan ik het haar niet kwalijk nemen, maar dat ze dat midden het coronatijdperk doet, daar heb ik het moeilijk mee.
Toen donderdagavond bleek dat haar leven op z’n einde liep, begreep ik dat afscheid nemen niet meer mogelijk was.
Geen laatste bedanking voor alles wat ze voor mij betekend heeft, geen laatste wensen voor tijdens haar uittocht.
Ik wou haar nog zoveel vragen: of ze opa miste? Of ze de dagelijkse telefoontjes van haar zus, tante Mietje, miste? Of ze geloofde dat ze opa en tante Mietje ooit opnieuw zou tegenkomen? En in welke gedaante dat dan zou zijn? Zou het de opa zijn van voor dat hij Alzheimer kreeg?
Zoveel vragen, zo weinig antwoorden.
En ik heb spijt, spijt dat ik haar niet meer zag sinds we Kerstmis vierden met de familie. Te druk bezet door het werk, de bouw en de trouwvoorbereidingen. Dus belde ik haar. Vroeger was dat wekelijks, maar de laatste weken kon ik haar zo moeilijk bereiken op de momenten dat ik tijd had. Met als gevolg dat ze de laatste keer opnam met:
“Je was me vergeten, hé?”
Nee, dat was ik niet. Vaak belde ik zonder resultaat, omdat ze niet veel in haar kamer was.
Ook het afscheid tijdens haar laatste dagen moest gelijkaardig verlopen: veel aan haar denken, zonder haar te kunnen bereiken. De kaarsjes die hier brandden zag ze niet, de tranen en het gesnik hoorde ze niet, de warme knuffel en dat laatste kruisje dat ik haar wou geven voelde ze niet.
Vrijdag vindt de begrafenis plaats, met maximum 20 personen. Ik prijs me gelukkig dat ik daar wel bij mag zijn, ook al zullen we elkaar niet fysiek mogen troosten.
Geen schouderklopje, geen dikke knuffel, geen tranen drogen van een ander. Elkaars aanwezigheid zal moeten volstaan.
Ik vraag me af wat oma daarvan zou vinden. Ze was een volksmens, sprak tegen iedereen die ze tegenkwam. Zelfs tegen de vogels en de bloemen sprak ze. Ze verdient een begrafenis met iedereen die haar graag zag: familie, vrienden en kennissen. Zij zullen zich tevreden moeten stellen met een livestream.
Minstens 1 keer per week ging ze naar de mis, maar in haar woonzorgcentrum was er geen misviering. Ze miste het enorm. Ze verdient een begrafenis met eucharistie, maar een herinneringsviering na het coronatijdperk zal moeten volstaan.
Ik kijk naar de stralende zon die straks plaats zal ruimen voor de nieuwe maan, het maantje dat ze zo koesterde. Ik zal ernaar zwaaien in de hoop dat ze terug zal zwaaien, samen met opa en tante Mietje.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.