Vorige zondag, op Pinksteren, vierden we het feest van Gods Geest, van de ‘Spiritus sanctus’, van ‘the holy Spirit’. ‘Spiritus’ betekent eigenlijk: lucht en adem en wind. Het is een prachtig beeld, een metafoor, om iets onzegbaars uit te drukken: namelijk dat God, die liefde is, niet alleen in de mens Jezus was, maar dat Hij in elk van ons kan binnenkomen net als de lucht die we inademen. Zo is God: Hij komt discreet in ons leven binnen, net als de adem in onze neus. En Hij brengt overal dynamiek, net als de zuurstof die door ons bloed heel ons lichaam levend houdt. Zo werkt Gods Geest in ons.
Het is die vitale adem van God, die ons wil bezielen in het goede dat we doen. Het is diezelfde adem die ons doet woorden spreken. Het is dezelfde adem die ons doet zingen. Het is dezelfde adem die de orgelklanken voortdrijft. Het is die adem, zei Paulus, die ons doet “zingen voor God met een dankbaar hart: psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest.”
Is dit gezang en dit orgelspel een vlucht uit de realiteit? Opium voor het volk? Een vorm van sociaal erkende drugs, genoeg voor een korte kick?
Neen! Het prachtige orgelspel van Ignace en het gezang van ons beperkt zich niet tot deze kathedraal. En deze prachtige kathedraal is geen schuilplaats of een getto. De kathedraal is een publieke, gastvrije ruimte en de muziek van deze orgels willen we delen met ieder mens.
Bovendien, religieuze muziek wordt nog authentieker wanneer die ook in het leven van elke dag weerklinkt. Dit vraagt van de christenen onder ons een levensstijl van schoonheid en harmonie, van luisterbereidheid en verbondenheid.
Alleen dan aanhoren we niet alleen deze orgels. Alleen dan zingen we niet alleen op de tonen van deze orgels. Alleen dan worden we zelf levende instrumenten, orgels in de echte zin van het Griekse woord ‘organoi’. Dan worden we ‘organen’, levende werktuigen, gedreven door de adem van Gods Geest!
|