Gelukkig brengen we dat ook enigszins in praktijk. Inderdaad, tijdens de weken voor Pasen maken we doorgaans meer ruimte voor solidariteit en broederlijk delen. We beantwoorden dan een oproep van God zelf, die zegt:
“Is vasten niet: uw brood delen met wie honger heeft;
arme zwervers opnemen in uw huis;
een naakte kleden die u ziet
en u niet onttrekken aan de zorg van uw broeder?” (Jesaja 58,7)
Zo een vasten zet ons open voor de ander en maakt ons vrij van al te enge behoeften. Die riskeren ons op te sluiten in een consumptiewereld, die onze diepere verlangens verdringt en ons hart bezwaart. Meteen blijkt dat vasten nog meer is dan louter solidariteit. Natuurlijk, geen kwaad woord over ons broederlijk delen, maar dit is niet alles in de vastentijd.
Ook hier hebben de oude woorden van de liturgie ons iets te leren. In de vieringen van de veertig dagen noemen we die periode immers “een heilzame tijd om ons hart weer zuiver te maken”.
Blijkbaar, zo klinkt het ook, “gunt God ons de vreugde jaarlijks met een zuiver hart naar het paasfeest toe te gaan”. Geen trieste tijd dus van verstervingen of hongermalen, maar blije dagen met een gezuiverd hart.
Een nieuw hart vinden we nog het best door af te stemmen op God, die klaar staat om ons gekwetste hart te genezen. Veertigdagentijd is dus “een tijd van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste”, maar ook “een tijd van meer toeleg op het bidden”. Telkens als we tijd maken voor het gebed zetten we een stap uit de mallemolen van onze hectische omgeving en worden we innerlijk vrijer. Zo kunnen we er meer op vertrouwen dat God aan onze zijde staat. Zo luidt het vervolg van de vaak geciteerde tekst uit Jesaja over het vasten. We mogen ons natuurlijk “niet onttrekken aan de zorg voor onze broeder” (Js 58,7). Maar we mogen ons ook niet onttrekken aan God, “die zal zeggen: ‘Hier ben Ik!’”(Js 58,9).
Op onze dagen kan het lijken alsof God veraf is. We weten niet goed raad met de vluchtelingen op zoek naar een beter bestaan. Politieke structuren wankelen. Voor velen is de toekomst onzeker. Maar precies in zo een tijd komt het erop aan niet op onszelf terug te plooien. Als leerlingen van Jezus krijgen we veertig dagen oefentijd voor liefde tot God en tot de naaste.
Met die twee geboden maken we de passage van duister naar licht, het pasen –letterlijk de doortocht– van dood naar leven.
Ik wens je een gelukkige veertigdagentijd!
+ Lode Aerts