Goede vrienden,
U bent actief als koster of als organist of u vervult de twee taken tezamen. Ik ben u daar bijzonder dankbaar voor!
Ik ben zeker dat ik dit ‘dankjewel’ uitspreek namens veel andere mensen. Het is namens de priesters, diakens en gebedsleiders, de trouwe of occasionele parochianen op zondag, de jonge koppels die bij u in de kerk hun kindje laten dopen; de eerste communie of het vormsel laten ontvangen, de koppels die trouwen, ja zelfs de mensen die maar één keer bij een uitvaart in het kerkgebouw aanwezig waren en niet te vergeten: zij die er een momentje rust kwamen zoeken of een kaarsje wilden aansteken.
Een thuis voor mensen
Het zijn zoveel verschillende mensen, maar het is éénzelfde dankjewel omdat jullie er telkens voor zorgden dat ze er zich – een keer of heel vaak – thuis konden voelen. De kerk is inderdaad een plaats waar mensen zich thuis kunnen voelen en zowel de koster als de organist dragen daar sterk toe bij.
Denk alleen aan de ogen en de oren van al die mensen in het kerkgebouw. Stel je eens voor dat de ogen van de mensen alleen maar verwelkte bloemen zouden zien, versleten altaardwalen, ongewassen alben en ouderwetse, vuile kazuifels terwijl hun eigen kledij geschonden werd door een dikke laag stof op de stoelen!
Of stel je voor dat de oren van de kerkgangers gepijnigd werden door afgrijselijk muziek, aftandse liederen, een eindeloos trage zang met wat valse noten erbij… Gelukkig is het allemaal anders en kunnen mensen zich thuis voelen in de kerk. Nogmaals: die thuis voor de mensen is er dankzij kosters en organisten.
Een thuis voor God
Er is echter nog iemand anders die zich thuis wil voelen in de kerk en dat is God zelf. Het ‘zich thuis voelen’ is een prachtig beeld dat veel kan zeggen over God en over de waarde van jullie werk. Zoals ik het zie, zijn er alvast drie voorwaarden om ons werkelijk thuis te voelen en die gelden evenzeer voor God.
1. Gehoord worden
Een thuis is een plek waar je kan zeggen wat je werkelijk denkt. Waar je voortdurend moet oppassen wat je zegt, voel je je niet thuis. Je moet er steeds op je hoede zijn, je voelt je er niet begrepen. Thuis echter ben je gekend zoals je bent. Je kan er zeggen wat er op je hart ligt, wat je vreugde en je zorgen waren van de voorbije dag, wat in je leeft, wat je denkt. Kortom: in een thuis kan je spreken en wordt er naar jou geluisterd!
Wie zoekt niet zo’n thuis?
Het is niet anders bij God. Hij zoekt ook werkelijk een thuis: een plaats waar Hij zich kan uitdrukken. De Bijbel vertelt dat Abraham de allereerste mens is geweest die Gods stem op het spoor kwam. In de eeuwen voor Abraham waren er vele goden en godinnen. Er was een god voor oorlog en een godin van de vrede. Een god van de wijn en een godin van de liefde. Een god van de zon en een godin van de maan. Goden waren verpersoonlijkingen van natuurkrachten, die de mens te boven gingen en die met offers moesten bezworen worden.
In die tijd van goden en godinnen kwam Abraham tot het besef dat er een andere, meer persoonlijke God bestaat. Hij ving – bij manier van spreken – de stem op van die nog ongekende God: iemand die met ons het leven wil delen, iemand die spreekt en die beluisterd wil worden. Volgens de godsdienstgeschiedenis was dit een buitengewoon belangrijke mijlpaal en meteen de bakermat van onze Joods-christelijke traditie. Blijkbaar is God als een persoon die wil spreken, als een vriend op zoek is naar de ander. Heel de Bijbel vertelt het verhaal van deze ontmoeting van God met zijn volk, vertrekkend bij Abraham en Mozes en de profeten, tot bij Jezus en de jonge kerk. Al die verhalen worden doorverteld en herhalen zich in steeds nieuwe contexten tot op vandaag.
Ze vormen onze geschiedenis met God.
Er is eigenlijk geen christelijke viering denkbaar zonder dat uit dit Bijbels verhaal gelezen wordt en daarom is de ambo in elk kerkgebouw van zo’n wezenlijk belang. Het is de plaats waar God tot ons spreekt. Het is de thuis voor God: Hij kan er zeggen wat Hem ter harte gaat.
Sinds de herbronning van het tweede Vaticaans concilie hebben we dit herontdekt. We focusten tevoren wat te veel op het altaar en het tabernakel, en eindelijk komen we nu meer open voor de rijkdom van de Bijbelse geschiedenis die we kunnen herkennen tot op vandaag.
Belangrijker nog dan daarover te reflecteren zoals in deze tekst, is open komen voor dat Woord van God. Daartoe kunnen we de ambo maar beter herwaarderen.
Een koster kan de ambo, eventueel in afspraak met de bloemenversierder, bijzonder in de verf zetten.
Er kan voor wierook gezorgd worden bij de lezing uit het evangelie. Er kan in de schikking van het koor gezorgd worden dat eventuele andere pupiters veel bescheidener zijn, want er is maar één Bijbel en één evangelie. De organist heeft ook een rol te spelen: hij kan mooie halleluja’s zingen voor het evangelie en een meditatief stukje na de preek die het evangelie op het leven legt.
Bij al wat we doen rond de ambo moeten we beseffen dat we daarbij een thuis bieden aan God: het is de plek waar Hij tot ons spreekt en waar mensen op het spoor komen van zijn blijde boodschap. Anders kan God niet thuis komen bij ons!
2. Gevierd worden
Je bent thuis wanneer je kan spreken, merkten we daarnet. Maar je bent soms nog meer thuis wanneer je niets meer hoeft te zeggen. Wanneer de ander je al zo goed kent, dat je gewoon erbij kunt zijn zonder veel omhaal van woorden. Denk aan een zieke in een kliniek. Wat is zijn eerste vraag aan de verpleger? Juist: “Wanneer mag ik naar huis gaan?”Natuurlijk zijn er de meest geavanceerde zorgen in een ziekenhuis en natuurlijk luistert daar een bekwame arts en een verpleger, maar op een ziekenkamer is men niet echt thuis. Thuis zijn we ongedwongen bij elkaar zonder veel woorden!
Dat geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor God.
Het is de grote functie van heel het kerkgebouw. Wanneer de ambo de plek is om naar God te luisteren, is de kerk de plek om bij God te zijn. Hier is de plaats bij uitstek voor het gebed en de viering. We hoeven liefst niet al te veel uit te leggen, we mogen erop vertrouwen dat we bij elkaar horen. Daarom zijn de gebaren, de zang, de muziek, de architectuur, de versiering zo belangrijk! Een beeld zegt meer dan duizend woorden. Denk aan een goed geslaagd altaar. Het is de plek bij uitstek waar Jezus ons verzamelt, waar Hij thuis is, waar Hij zich namens God helemaal geeft aan ons in gebroken brood en gedeelde wijn, ja waar Hij de grens opzoekt van de intimiteit: Hij wil er als het ware door ons worden gegeten. Hij zelf zegt: “Mijn lichaam is (d.w.z. ikzelf ben) echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem” (Joh 6,52).
Hier ligt duidelijk een grote opdracht voor kosters en organisten.
Het is zaak om het gebouw van de kerk met centraal het altaar en het gezang en de muziek zo goed mogelijk te verzorgen. Laten we niet te rationalistisch zijn en denken dat mooie woorden of uitgebreide volgblaadjes volstaan. Weet u dat de inhoud van onze woorden maar een heel klein aandeel hebben in de overtuigingskracht van wie spreekt? Waartoe een goed voorbereide preek in een slordig kerkgebouw met een krakende geluidsversterking?
3. Gedaan worden
We zijn nog niet helemaal thuis wanneer we gehoor vinden en wanneer we ongedwongen kunnen samenzijn. Er is meer: we zijn pas thuis wanneer we samen iets ondernemen. Denk aan jonge koppels die hun eerste appartement huren of kopen. Ze maken meteen plannen om het samen in te richten of aan te passen. Een thuis is inderdaad ook een plaats die we zelf maken en waarin we onze ziel leggen. Een thuis vinden we waar we samen het leven vormgeven.
Het is niet anders bij God. Hij kan pas werkelijk thuiskomen, wanneer we zijn Woord (a) en zijn aanwezigheid (b) in de praktijk brengen (c). De Bijbel en de viering mogen niet los staan van het leven. Integendeel: het is Gods diepste bedoeling (zowel in Bijbel als in de viering) om ons leven werkelijk te delen en ons gelukkig te maken.
Heel concreet: een leven dat zich verliest in vermoeiende stress of onverzadigbare consumptie is niet echt een leven met God.
Of: een leven dat enkel draait rond onze eigen navel, zonder oog voor onze broeders en zusters, is geen leven met God. Wat er aan de ambo wordt gehoord en rond het altaar wordt gevierd, moet inspiratie bieden voor het leven van elke dag, ja ook voor ons publieke samenleven in het hart van een moderne, pluralistische cultuur. Anders kan God dan toch geen thuis vinden bij ons, moderne mensen. Hij wordt dan als een oude opa, die we op zijn laatste dagen nog wel eens komen bezoeken op zijn kamertje in het woon-zorgcentrum, maar die niets meer met ons echte leven te maken heeft! Dan heeft God werkelijk geen thuis meer bij ons!
Wil God echt thuis komen bij ons, dan moeten we Hem zoveel mogelijk bij ons leven betrekken.
Ook hier spelen jullie een belangrijke rol, goede vrienden. Organisten zoeken bij de liedkeuze gelukkig naar herkenbare liederen die oproepen tot christelijk leven met inzet en verbondenheid, met rust en gebed. Ik ken kosters die – natuurlijk in afspraak met anderen – ruimte in de kerk voorzien waar mensen tijdens de advent of de vasten goederen bij elkaar brengen om dan te verdelen via een welzijnsschakel of een sociale winkel. In veel kerken zie ik een verzorgde infostand met daarbij het aanbod van christelijk engagement. En niet onbelangrijk: er zijn kerkgebouwen die zoveel mogelijk open zijn, zodat iedereen makkelijk binnen kan lopen voor een moment van stilte of voor een kaarsje.
Het versterkt allemaal de band tussen ‘kerk en leven’.
Hoe het ook zij: het is van vitaal belang dat mensen thuis kunnen komen in de kerk en dat God zelf er zijn thuis kan vinden. Omdat kosters en organisten die thuis bieden aan God en aan de mensen, zeg ik jullie uit de grond van mijn hart: dankjewel!
+ Lode Aerts