Toen ik, Marc Rommelaere, als diaken in 1988 gewijd werd en daarop benoemd werd als lid van de equipe sportpastoraal en als proost van het voetbal in West-Vlaanderen, was dit voor mij een evidente benoeming. In 1972 ben ik namelijk begonnen als voetbalscheidsrechter en in 1978 ben ik gepromoveerd naar een hogere afdeling waar ik negen jaar gefloten heb. De laatste drie jaren floot ik zelfs in Tweede Nationale, vandaag 1B. Het is een hobby die ik gedurende 34 jaar heb beoefend.
Doorheen de vele contacten met besturen, spelers en supporters kon ik verhalen over wel en wee beluisteren. Dat bracht me dan ook dicht bij heel wat verschillende mensen. Het was vooral een kwestie van aandachtig zijn en daarna individueel contact op te nemen met hen: een bezoekje thuis, in het ziekenhuis of in het revalidatiecentrum. Mensen nabij zijn, vooral ook mensen met een andere geloofsovertuiging, is en blijft voor mij een belangrijke toegangspoort binnen de sportpastoraal en de pastoraal in het algemeen.
Geregeld op ziekenbezoek gaan bij mensen die ernstig ziek zijn, brengt je tot in het hart van de mens, maar ook tot in het hart van die God van Liefde. Zo bezoek ik tot op vandaag nog mensen die vele jaren geleden iemand verloren hebben. Op die manier bouw je een relatie op die verder gaat dan een formeel bezoek. Zo kunnen we als Kerk, als volgelingen van Christus, concreet nabij zijn, proberen een beetje licht te zijn daar waar er duisternis is. Het gaat echter niet alleen over aanwezigheid bij droevige gebeurtenissen, maar ook over aanwezigheid bij plezier en vreugde, zoals bij de promotie van een voetbalclub. Een kaartje of een telefoontje met felicitaties kan veel betekenen.
Doorheen die relaties, doorheen dat vertrouwen, wordt dan ook soms gevraagd om een uitvaart voor te gaan, kindjes of kleinkindjes te dopen of een huwelijk in te zegenen. Op die manier is er een band tussen, enerzijds, nabij zijn en, anderzijds, het sacramentele gebeuren. Missioneren is de Kerk, en meer bepaald Christus zelf, naar de mensen toebrengen, zonder opdringerigheid, gewoon van mens tot mens, gewoon met onze gaven en tekorten. We mogen zijn zoals we zijn, waarbij ook anderen mogen zijn wie ze zijn. Sommigen stellen je dan de vraag: "Waarom doe je dit?" Het geeft je de mogelijkheid om te getuigen, om uit te spreken wat soms niet altijd mogelijk of gemakkelijk is.
In die zin staan geloof en sport niet los van elkaar. Eerlijkheid versus schriftvervalsing, omkoping, dopinggebruik; bescheidenheid, nederigheid versus hoogdraverij, bij verlies de andere kunnen feliciteren, mensen met een beperking alle kansen en mogelijkheden geven om zich via de sport als mens en sporter te kunnen ontplooien; volharding en doorzetting versus afhaken en loslaten; teamsport versus egocentrisme; fair play versus agressie; jaloezie versus acceptatie.
De elementen van de correcte sporter vinden we ook in ons geloof terug.
Het unieke van de Sportabedevaart is dat mensen van alle geledingen aanwezig zijn en dat de Kerk al tachtig jaar uitnodigt en ruimte schept om met een actieve betrokkenheid aanwezig te zijn in de wereld van de sport om aan te moedigen, het goede te stimuleren, maar ook om te durven benoemen wat niet correct is. Ooit zei mgr. De Kesel tijdens een Sportabedevaart het volgende:
“Sport moet bij uitstek de plaats zijn waar men sportief met elkaar omgaat. Concurrentie is goed, maar niet als tussen vijanden of uit geldzucht.”
Hij verwees daarbij naar de soms schokkende beelden van geweld en vandalisme op sportterreinen en naar de berichten over ‘de oneerlijke manier waarop men de eerste probeert te zijn’. “Iedereen wil in zijn sport de beste zijn. Ook de farizeeërs en schriftgeleerden wilden dat in de tijd van Jezus, maar die voelden zich beter dan de anderen. Ook in de sport probeert men elkaar te overtreffen, maar sportlui mogen elkaar daarom niet kleineren”, aldus mgr. De Kesel die de aanwezigen opriep om door te zetten als het even iets minder gaat en daarbij tegelijk verwees naar de crisis in de Kerk. “Onze Kerk heeft een fikse deuk gekregen, maar net als in de sport mogen we de armen niet laten hangen en de moed niet verliezen. Volhouden, vertrouwen en op de tanden bijten, geldt ook voor al wie begaan is met de Kerk.”
Sport en geloof hebben inderdaad raakvlakken, daar waar we kunnen in ons spreken en doen, laten we dat uitdragen
Lees hier meer over de geschiedenis van de Sportabedevaart, die dit jaar tachtig jaar bestaat! (klik op de link)