Inleidend woord
Zusters en broeders,
Beste vrienden, waar u zich ook mag bevinden. Ik ben blij deze kerstwake te mogen voorgaan op een plaats zoals deze. Natuurlijk voel ik mij als cisterciënzermonnik thuis bij cisterciënzerzusters. Maar ik kom ook als bisschop op een plaats waar al eeuwen lang mensen verzorgd worden. Waar mensen dus met hun eigen lijden en dat van anderen geconfronteerd worden. Een plaats waar in het voorbije jaar bijzonder veel energie en goede wil aan de dag werd gelegd om de wereldwijde pandemie te overwinnen. We hebben al een paar veldslagen meegemaakt (ik bedoel de twee coronagolven) en hebben die met veel inspanning en lijden doorstaan. Maar daarmee is de strijd nog niet gestreden.
In onze wereld van onzekerheid komt de vorst van de vrede.
Zegt Jezus ons niet steeds opnieuw: “Vrede geef ik u. Mijn vrede laat ik u”? Wij vragen hem dan niet op onze zonden te letten, maar op het geloof van zijn kerk. En we voegen eraan toe: “vervul uw belofte: geef vrede in uw naam en maak ons één”.
Lezing
Wij lezen uit het evangelie volgens Lucas:
In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk. Deze volkstelling vond plaats eer Quirinius landvoogd van Syrië was. Allen gingen op reis, ieder naar zijn eigen stad, om zich te laten inschrijven. Ook Jozef trok op en omdat hij behoorde tot het huis en geslacht van David, ging hij van Galilea, uit de stad Nazaret naar Judea: naar de stad van David, Betlehem geheten, om zich te laten inschrijven, samen met Maria zijn verloofde die zwanger was. Terwijl zij daar verbleven brak het uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Zij wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. Plotseling stond een engel des Heren voor hen en zij werden omstraald door de glorie des Heren zodat zij door grote vrees werden bevangen. Maar de engel sprak tot hen: “Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor heel het volk. Heden is u een redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David. En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.” Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare, zij verheerlijkten God met de woorden: "Eer zij God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft."
HOMILIE
"Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk. Vandaag is in de stad van David uw redder geboren” (Lc 2, 10).
Beste zusters en broeders, beste vrienden waar dan ook, maar samen met ons dank zij het kleine scherm. (het maakt van ons één grote familie!). Misschien hebben jullie opgemerkt dat de tekst die we zopas hoorden uit twee delen bestaat.
Het eerste deel vertelt de geboorte van Jezus op een heel sobere, objectieve manier. Ik zou bijna zeggen dat de eerste indruk een beetje ontgoochelend is. Er wordt verhaald op welk moment van de geschiedenis Jezus geboren is: ten tijde van keizer Augustus. We weten ook waarom Jozef en Maria naar Bethlehem gereisd waren. Ze moesten zich namelijk aanmelden in een volkstelling, En dan is er de geboorte zelf in enkele woorden: “(Maria) baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf.” (v. 7). Alles bij elkaar is het maar een korte melding.
In het tweede deel bevinden we ons niet meer op die plek met een voerbak, maar op enige afstand ervan, een beetje verder op den buiten, in de natuur. Het kader is weer arm. Maar het is daar dat de betekenis van Jezus’ geboorte duidelijk wordt. We zijn in het gezelschap van herders.
Ze zijn moe. Fysisch. Maar ook mentaal. Zoals veel mensen vandaag hebben ze weinig toekomstperspectief.
Zij interesseren zich dan ook niet aan de machtigen van hun tijd, of die nu Augustus heten of een andere naam dragen. De herders hebben geen besef van een keizerrijk, van een republiek of van welke natie ook. Hun wereld beperkt zich tot de enkele vierkante kilometers waarop ze hun kudde laten weiden. Er is ook nog de nacht: symbool van hun inwendige duisternis. En tenslotte behoren de herders tot “het volk” (v. 10), de massa, de grote groep. Maar… ik vraag u: … zijn wij niet een beetje zoals zij? Met een gevoel aan ons lot overgelaten te zijn? Alleen met ons problemen? Voor wie betekenen we nog iets? Het antwoord komt nu, maar niet zoals we dachten.
Na dat eerste deel van het verhaal dat zo neutraal overkwam en na onze ontmoeting met de herders wordt het tweede deel gewoon irreëel. Of is het: meer dan reëel? Plots staat daar een stralende engel. Hij verschijnt in de nacht die alleen maar onveiligheid en angst opriep. In de nacht – ja, er midden in – is die engel een licht. De angst slaat de herders om het hart (v. 9). De engel stelt hen gerust: “Schrik niet. Ik heb voor jullie een grote vreugde. En niet alleen voor jullie, die zo weinig zijt. Maar voor heel het volk, voor allen” (cf. v. 10). De herders waren helemaal niet voorbereid op een engel en op zo’n uitbundigheid. En vooral, nu wordt er niet meer gewoon gesproken over een eerstgeborene, maar over een redder, een Messias, en zelfs “de Heer”, dus God in persoon!
En dat wordt aan ongeletterde herders verteld! Van verrassing gesproken!
Want dat alles betreft een baby, in doeken gewikkeld die in een voerbak ligt. Zitten we nog in de normale wereld? En om te eindigen komt er de boodschap van een hele troep engelen (een “heel leger in de hemel” zegt de tekst – v. 13). En wat horen we? “Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft” (v. 14). Eigenlijk is het nu pas – nu eindelijk! – dat we de zin van alles begrijpen. Dat is het lang verwachte antwoord op onze vragen. Laat ons zeggen dat we uitgenodigd worden om ons in vertrouwen en geloof toe te vertrouwen aan wat God met ons voorheeft.
Beste vrienden, God stuurt ons Jezus, zijn Zoon van alle eeuwigheid, om ons vrede te brengen. Vrede met God zelf. Vrede tussen alle mensen. Vrede in het hart van iedereen. Jezus zal later zeggen: “Vrede geef ik u. Mijn vrede laat ik u”.
En dat grote geschenk, het grootste cadeau dat we ons kunnen indenken – hoe ouder we worden, hoe meer we dat beseffen – die vrede komt ons van Godswege en begint op kerstdag.
En dat wens ik dan ook iedereen heel gemeend toe: Vrede zij met u!