Lezingen
Veertiende zondag door het jaar
Ez 2, 2-5 'Zij zullen weten dat er een profeet in hun midden is'
2 Kor 12, 7-10 'Ik zal roemen op mijn zwakheden'
Mc 6, 1-6 'Een profeet wordt geëerd buiten zijn stad'
Homilie
Beste Jef, beste vrienden,
We beluisteren in de lezingen Gods Woord voor vandaag. Opvallend lijkt mij de terugkerende spanning tussen ‘zwak’ en ‘sterk’. Wat zou de boodschap daarvan kunnen zijn, concreet voor ons?
Ezechiël, de zoon van een priester (Ez 1, 3), is met zijn Joodse volksgenoten naar Babylonië gedeporteerd. Hij is dertig jaar als hij optreedt als profeet. Een jonge man in de fleur van zijn leven. Ezechiël roept de ballingen op om trouw te blijven aan de ene, ware God. Ze moeten afstand nemen van de afgoden, waartoe ze zich in het vreemde land aangetrokken voelen. God heeft zich vroeger al geopenbaard als de bevrijder van zijn volk. Trouw blijven aan die God is de enige weg naar het heil, naar geluk en vrijheid. Van zwakte tot sterkte betekent hier dat het ineengestorte volk tot herstel komt.
Ook Paulus – als individu – is zowel sterk als zwak. We weten niet waarin zijn zwakheid bestond. Ze is echter reëel en weegt hem zwaar. Tot driemaal toe – dit wil zeggen: met aandrang – vraagt Paulus ervan verlost te worden. Maar met evenveel kordaatheid hoort hij Gods antwoord: “Je hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen”. Bij Paulus wordt de zwakheid de plaats waar God zijn sterkte toont.
In het evangelie wordt Jezus miskend door zijn tijdgenoten. Zij willen in hem de tekenen van Gods aanwezigheid – zijn sterkte – niet erkennen. Het verborgen sleutelwoord is hier: weten, kennen. Ze menen te ‘weten’ wie die timmerman is en wat hij doet. Ze ‘kennen’ zijn moeder, zijn broers en zussen, zijn familie. Maar ze onderscheiden de waarheid niet van Jezus’ woorden.
Zwakte en sterkte zijn eigen aan ieder mens. Ze kenmerken ook onze tijd, en het is in deze concrete context dat jij geroepen wordt, beste Jef. Het zou te gemakkelijk zijn om als onheilsprofeten onze tijd te bestempelen als slecht en verloren, zonder uitkomst, alsof we alleen maar ongelukkige slachtoffers zijn, zonder verantwoordelijkheid.
We kunnen van deze bekoring genezen worden als we bedenken dat Ezechiël zich richt tot zijn eigen volk (niet tot de Babyloniërs), dat Paulus het over zichzelf heeft en dat Jezus niet erkend wordt door zijn verwanten in eigen kring.
De scheidingslijn tussen goed en kwaad, tussen sterk en zwak, gaat doorheen ieder hart en ieder volk.
Maar niets kan Gods lichtende aanwezigheid verhinderen. Zijn genade is overal.
Vandaag krijg jij, Jef, de opdracht te geloven in die blijde boodschap. Je wordt gezonden om het Evangelie te verkondigen, nog meer door je leven dan door jouw woorden. Om, in de kracht van de Geest, de zwakte van het menselijke woord om te buigen tot een sterke oproep tot bekering en hoop. Om in diezelfde kracht met brood en wijn Jezus’ levensgave te gedenken en zo voor je broeders en zusters de verrezen Heer aanwezig te stellen. Ezechiël en Paulus die we zopas beluisterden in de twee eerste lezingen, komen je tegemoet om je te daarbij te helpen. In alle heiligenlevens vind je de strijd tussen sterkte en zwakheid. Maar in alle heiligen zie je ook Gods energie, zijn Geest, overwinnen.
Deze tijd, de onze, is – hoe moeilijk ook – een boeiende tijd voor wie met Jezus op weg gaat, vertrouwend op God. De aantrekkingskracht ligt niet in de moeilijkheden zelf. Maar de lijdende mensheid die snakt naar redding, naar heil en geluk is ons werkterrein. De oogst is groot.
Gods Rijk maakt een begin overal waar liefde heerst en vergeving geschonken wordt, waar zieken genezen worden en armen geholpen.
Als priester krijg je de zending de mensen tot bij de Bron te brengen en van die bron te getuigen in jouw woord, in jouw persoon, in jouw trouw aan Gods woord, in het voorgaan van de eucharistie en de sacramenten.
Zusters en broeders, we zijn allen medeverantwoordelijk voor de doorbraak en de groei van het Rijk Gods, allemaal kunnen we mee helpen om de aarde, ons gemeenschappelijk huis, bewoonbaar te maken. Dit is de taak van iedereen, omdat we als gedoopte deelhebben aan het algemeen priesterschap. Het gewijde ambt is nog iets anders. Dat staat ten dienste van de opbouw van de Kerk, het levende Lichaam van Christus. In de wijding wordt door handoplegging de Geest geschonken, opdat er in ons midden mensen zijn die ons op een bijzondere manier verwijzen naar Jezus, de Goede Herder. De figuur van de ambtsdrager krijgt in iedere tijd wel verschillende accenten. Paus Franciscus legt vandaag terecht de nadruk op dienstbaarheid. Het priesterschap is geen carrière (zoals dat vroeger wel voorkwam in onze streken), maar een dienst
Aan de basis van het gewijde ambt staat de roeping. Een persoonlijk gegrepen zijn door Gods woord. De bereidheid je hele leven daaraan te wijden, als aan een absolute prioriteit. Vandaar het belang van de trouw aan het liturgische en het persoonlijke gebed om die roeping te voeden. “Een priester die niet bidt dooft langzaam het vuur van de Geest in zich uit”, zegt paus Franciscus. Beste Jef, roeping betekent dat je geroepen wordt. Het is niet de verwerkelijking van een persoonlijke ambitie. Door de handoplegging word je – in een geest van gehoorzaamheid – gezonden. Het onderscheidingsproces waar je doorheen bent gegaan bevestigt dat jouw roeping tot het priesterschap geen illusie is. Nu ga je die roeping ook concreet beleven.
Meer dan ooit moet de ambtsdrager bekwaam zijn om samen te werken met anderen, met velen. Dit lijkt me heel belangrijk; het is een hedendaagse vertaling van wat ‘dienst’ betekent. Je hebt dat al geleerd vanuit jouw stage-ervaring. De vormen van samenwerking zijn veelvoudig: samenwerken met de bisschop die de eenheid van de Kerk garandeert. Samenwerking met de onmiddellijke medewerkers en met het hele volk Gods. We zijn uit dat volk gekomen. Aandacht en eerbied voor de armen en kwetsbaren. We zullen nooit genoeg van hen houden. Dit is ook een pleidooi voor vriendelijkheid, voor gastvrijheid, voor geduld met hen die beginners zijn of zoekers. De paus, die op 25 april ll. enkele priesters wijdde, beschouwt nabijheid, mededogen en tederheid als essentiële elementen van een gezonde actuele ‘priesterstijl’. Dit is diepe menselijkheid.
Naar die drie kenmerken – nabijheid, mededogen en tederheid – is er vraag, beste Jef. Ik hoor het quasi iedere dag en ik ondervind het zelf telkens opnieuw.
We weten, zoals Ezechiël, dat we Gods woord verkondigen in een wereld die het niet steeds hoort of wil horen en dat het kruis op onze weg staat. We weten met Paulus dat we een angel dragen die ons geselt (iedereen heeft de zijne, klein of groot). Maar met dat alles staan we voor een boeiende opdracht en mogen we meewerken om van de mensengeschiedenis een heilsgeschiedenis te maken.
Beste Jef, we bidden vandaag heel speciaal met jou en voor jou. Moge je vreugde vinden in jouw roeping en die vreugde ook blijven uitstralen.