‘Mogen allen één zijn, Vader’, zo bidt Jezus voor zijn leerlingen (Joh 17,21.22). Op grond van hun doopsel hebben al die leerlingen, van welke gezindte ook, één zelfde zending: getuigen van de liefde waarmee God de wereld heeft liefgehad (Joh 3,16). Dat getuigenis krijgt een eigen kleur in de verschillende Kerken. Op deze pagina leest u het verslag van de onmoeting met de orthodoxe parochie in Gent.
Twee longen, één ademhaling
Sinds Vaticanum II en de opheffing van de wederzijdse excommunicatie door de rooms-katholieke en de orthodoxe Kerken in 1965, leeft het verlangen dat christenen uit het Westen en het Oosten ten volle gemeenschap zouden nastreven, begrepen als ‘eenheid in gewettigde verscheidenheid’. Van paus Johannes-Paulus II stamt het bekende beeld dat christenen niet door één long kunnen ademhalen, maar twee longen nodig hebben, een westerse en een oosterse (vgl. de encycliek Ut unum sint, 54).
Inderdaad, al wat er in het geloof werkelijk toe doet, hebben beiden Kerken gemeenschappelijk.
De verschillen zitten veeleer in hoe de geloofsgeheimen begrepen of uitgelegd worden. Maar ze zijn secundair. Alleen is de expressie van dat ene geloof in de Kerken van het Oosten (en dus eigenlijk ook in de oosters-katholieke Kerken) zo rijk, dat het een grote verarming zou betekenen voor het Westen om haar niet diepgaand te leren kennen. Dat gebeurt liefst niet vanuit een minderwaardigheidscomplex of een onachtzaamheid voor de eigen traditie (‘wij hier in de Latijnse Kerk hebben alles overboord gegooid’), maar vanuit het besef dat Gods menswording in Christus zó ontzagwekkend rijk is, dat dit mysterie onmogelijk langs één weg benaderd kan worden.
We hoeven daarvoor overigens niet naar het Oosten te reizen. Vooral sinds de tweede helft van de 20ste eeuw ontstaan er in West-Europa diverse orthodoxe gemeenschappen. Ook in Gent is er een orthodoxe parochie, toegewijd aan de H. Apostel Andreas. Vader Dominique Verbeke is er de verantwoordelijke aartspriester.
Interview met Vader Dominique
Hoe bent u, een geboren Gentenaar, orthodox geworden?
Het is via mijn vader dat ik orthodoxe christenen in Gent ontmoette. Hij was als gelovige intellectueel in de jaren na het Tweede Vaticaans Concilie op zoek. Uiteindelijk ben ik wel alleen op mijn achttiende toegetreden tot de orthodoxe Kerk. In feite heb ik het christelijk geloof pas ontdekt in zijn orthodoxe vertolking. Bij wat ik erover las en wat ik ervan zag in de liturgie, besefte ik ‘dit is waar’. Ook het suggestieve karakter van de iconografie sprak me aan. De icoon wil geen realistische weergave van Christus bieden. Christus verwijst er naar de oneindigheid van God. De icoon ‘suggereert’, ze openbaart én versluiert.
Ik was intussen ook beginnen lezen in de Russische schrijvers. Het werd een spoor dat in dezelfde richting wees. Bij Dostojevski las ik dat de mens een mysterie is. De schrijver durft afdalen in de menselijke onderwereld, op de plek waar we liever niet komen, omdat we er blijken vast te zitten. Toch maakt ook die kerker deel uit van onze waarheid. Gregorius van Nazianze, en met hem vele andere kerkvaders, zegt dat wat niet aangenomen wordt [niet met God verenigd wordt], ook niet genezen en gered kan worden. Het is daarom dat Christus ook in onze onderwereld wil komen.