Altaar en ambo
In de kostbare kerk van Meerbeke die een lange en rijke geschiedenis kent, groeide reeds sinds de Middeleeuwen een sterke religieuze traditie rond de figuur van de heilige Berlindis, een populaire heilige tegen besmettelijke ziektes bij dieren. De rijkdommen van de kerk zijn dan ook aan haar vele pelgrims te danken. In de loop van de eeuwen onderging de kerk af en toe grondige verbouwingen en restauraties. Recent bleek dat huidige altaar en ambo onwaardig waren in dit historische gebouw. En zo werd onder impuls van pastoor Alexander Vandaele gezocht naar een hedendaagse en liturgisch verantwoorde oplossing.
Het nieuwe altaar en de ambo zijn gemaakt van 3 mm dik messing. Zij zijn hol en aan de binnenkant opgevuld om te voorkomen dat zij een daverend De bekkengeluid voortbrengen. Op de verticale voorkant van het altaar heeft de kunstenaar een kelk-verrezen Christus-kruis gesuggereerd.
De kunstenaar
Diaken-kunstenaar Jacques Dieudonné is de ontwerper van het altaar en de ambo. Hij is geboren in België en volgde een opleiding voor goudsmid in Maredsous, waarvan de streek sinds Karel de Grote bekend staat om zijn edelsmeedkunst. Daarna studeerde hij aan een kunstschool in Straatsburg. Nadien was hij een juweel- en beeldhouwontwerper in België, Frankrijk, Zwitserland en Canada. In 1974 emigreerde hij naar Québec en in 1975 nam hij deel aan de oprichting van een juwelenschool in Montréal. Naast een carrière in deze kunstwereld was er ook een spirituele zoektocht. Jacques was korte tijd monnik in een abdij bij de Benedictijnen. Ruim 20 jaar geleden heeft hij de link gelegd tussen het artistieke en het spirituele. Ondertussen werd hij in Zuid-Frankrijk ook diaken gewijd. Hij werkt in brons, koper, messing, goud en zilver. Ook in de Oude Abdij in Drongen en in Lede is er werk van hem te zien.
Homilie van bisschop Lode op 15 januari 2022 bij altaarwijding
Zusters en broeders,
Om eerlijk te zijn moet (of mag) ik zeggen dat deze altaarwijding mijzelf ontroert. Niet zozeer omwille van het feit dat dit voor mij de eerste keer is als bisschop, maar vooral omwille van de betekenis die het altaar heeft.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft opnieuw de betekenis van de eucharistie als maaltijd in het licht gesteld, zoals het was in de eerste eeuwen. Vergeten we niet dat in de vroegste Kerk, ook omwille van de kerkvervolging, de eucharistie gevierd werd in particuliere woonhuizen.
Vandaag vieren we dus de eucharistie weer sterker als gedachtenis van het Laatste Avondmaal. Daarom richt de voorganger zich niet enkel naar God, maar ook naar het volk. Daarom werden vele altaren die na het Concilie werden ontworpen, vooral opgevat als een tafel. De concrete vormgeving was echter niet altijd zo geslaagd: het altaar werd vaak een soort versierde, maar eigenlijk tenslotte banale tafel. Nochtans had het altaar door de eeuwen heen aan betekenis gewonnen.
Het heeft vele jaren geduurd voor ik kon geloven dat het altaar eigenlijk het belangrijkste zichtbare element in een kerk is.
Het duurde nog langer voor ik gevoelsmatig het altaar kon beschouwen als een teken dat verwijst naar Christus zelf, de verrezen Jezus, die midden onder ons blijft.
Het altaar in onze kerk van Orval heeft bij mij (en bij veel bezoekers van de abdij) daartoe bijgedragen. Ik hoop dat dat ook het geval zal zijn voor de gelovigen die zich hier in de kerk van Meerbeke verzamelen rond het zeer mooie nieuwe altaar.
(lees verder onder de foto)

Een eerste aanduiding van het belang van het altaar is al zijn centrale plaats in het kerkgebouw. Zonder altaar is er geen kerk. Rond het altaar komt alles en iedereen samen. Op het altaar wordt immers de eucharistie gevierd. Dat is zijn functie.
Daarom is het altaar het symbool bij uitstek van Christus en de belangrijkste ontmoetingsplaats met Hem.
Vandaar ook dat het altaar zichtbaar moet zijn voor de hele gemeenschap en – sterker dan vroeger het geval was – het maaltijdkarakter van de eucharistie voelbaar moet maken.
Het altaar, hart van het kerkgebouw, is ook de uitdrukking van wat er in ons eigen hart gebeurt, ons innerlijk altaar, het diepste in onszelf . Het uiterlijke en het innerlijke gaan samen. Op het altaar geeft God zichzelf in Christus en in navolging van Christus geven wij ons op onze beurt aan God en aan elkaar. Ook wij zijn offergaven. Dit is onze geestelijke eredienst, volgens Paulus (Rom. 12,1). Christus komt tot ons op het altaar opdat we zelf het geestelijk altaar zouden worden waarop wij ons leven aanbieden.
Het altaar verbeeldt wat het betekent God te beminnen met heel ons hart, heel onze ziel en al onze krachten (Dt 6, 4).
En ook dat het leven gedeeld wordt onder elkaar, in solidariteit met de armen. Vandaar het belang van de aanwezigheid van de diakens tijdens de liturgie. Zij tonen de essentiële band die er bestaat tussen de altaardienst en de dienst aan de armen.
(lees verder onder de foto)

Wat zegt het altaar nog meer over God en zijn relatie tot ons?
In de eerste plaats maakt het altaar ons gevoelig voor de hele schepping. De schepping komt van God en is ons helemaal gegeven. In de eucharistie nemen we gaven van de schepping en bieden die aan God aan. Zo blijven we ons bewust wie de Schepper is. We zijn Gods partners in het bewerken van de schepping. Op het altaar brengen we daarom – zoals we bidden tijdens het bereiden van de gaven – “de vrucht van de aarde en de vrucht van de wijngaard, het werk van onze handen”. Psalm 104 bezingt “de wijn, die het mensenhart deugd doet (…) en brood dat het mensenhart kracht geeft” (v. 15). In het evangelie (Joh 2, 1-12) hoorden we al hoeveel de vrucht van de wijngaard noodzakelijk is voor een geslaagd bruiloftsfeest. Nog meer, we brengen onze gaven, brood en wijn, zodat God zichzelf kan geven, in Jezus’ lichaam en bloed.
Onze gaven zijn in eerste instantie Gods gaven aan ons. Als we meer bewust waren van deze betekenis van het altaar, dan zouden we ook op een juistere manier met de schepping omgaan.
(lees verder onder de foto)

Ten tweede is het altaar een plaats van Gods manifestatie. Het straalt Gods onzichtbare Aanwezigheid uit. Op het altaar wordt God in de eucharistie opnieuw God-met-ons, Emmanuel. God wordt mens (lichaam en bloed) en gaat tot het uiterste in zijn liefde voor ons. In Christus wordt de onzichtbare God zichtbaar. En in Christus geven ook wij op onze beurt onszelf. Het altaar toont op die manier wat het Nieuwe Verbond betekent.
Het altaar drukt de ontmoeting uit tussen God en mens.
Ten derde verwijst het altaar in de eucharistie ook naar Jezus’ kruisoffer. Het is immers op die concrete manier dat God zijn liefde tot het uiterste in Jezus heeft uitgedrukt. En wij willen Jezus navolgen in die liefde. De martelaren tonen ons wat het offer van het eigen leven betekent. Maar iedere vorm van toewijding en dienst is in die zin een deelname aan het altaar. Ook daarom verzamelen wij ons rond het altaar op de Dag des Heren, de zondag, de dag van Jezus’ verrijzenis.
Ten vierde: de Kerk wordt opgebouwd rond het altaar als het ene lichaam waarvan Christus het hoofd is. Ignatius van Antiochië schrijft al in het jaar 115: ‘Zorg ervoor dat jullie één eucharistie onderhouden, want er is één lichaam van onze Heer Jezus Christus en één kelk tot eenheid in zijn bloed; er is één altaar, zoals er één bisschop is, samen met het presbyterium en de diakens.’ Ik lees hierin niet een oproep om alles en iedereen te “uniformiseren”, maar wel – zoals we hoorden in de tweede lezing (1 Ko 12, 4-11) – dat de verscheidenheid van gaven elkaar wederzijds bevruchten tot communio en opbouw van een rijkere en levende gemeenschap.
De tekst gaat in tegen een versplintering die de Kerk steeds opnieuw bedreigd heeft. Het altaar spreekt dus van de eenheid van het volk Gods, dat bestaat uit de gemeenschap van alle heiligen.
Dit alles voedt ten slotte in ons de verwachting van de definitieve komst van Christus. Als volk van God zijn we onderweg naar de komende Christus. Eens zullen de sacramentele tekens niet meer nodig zijn en dus ook geen altaren meer. Of toch? Zou er een hemels altaar bestaan? Het Lam Gods van Jan van Eyck stelt het ons levendig voor. Het altaar, troon van het verrezen, rechtopstaande Lam dat zijn bloed geeft, omringd door een biddende aanwezigheid en eeuwig blijvende lofzang tot God. Ons aards altaar is maar een gebrekkige afspiegeling van dat hemelse, definitieve altaar. In de Oost-Syrische ritus bidt de priester het volgende prachtige gebed telkens hij de kerk verlaat na de eucharistieviering: ‘Blijf in vrede, o altaar van God. Blijf in vrede, want ik weet niet of ik ooit zal terugkeren om voor u te staan en de goddelijke offeranden weer op te dragen. Maar God schenke mij dat ik uw schoonheid (dus de schoonheid van het altaar) mag aanschouwen in het gezelschap van de gelovigen in de hemel’. En dat zien we zo prachtig op Jan van Eycks’ schilderij.
(lees verder onder de afbeelding)

Vanuit deze beschouwingen begrijpen we waarom het altaar solied en mooi moet zijn. Sterk als een rots, want Jezus, “de steen die de bouwers verwierpen, is thans tot hoeksteen geworden” (Ps 118, 22). Maar ook mooi: als er in de kerk maar één kunstwerk zou staan, dan zou dat het altaar moeten zijn. Mooi in zichzelf. Zonder onnodige versieringen die de aandacht afleiden van het essentiële.
Laat mij even samenvatten:
- het altaar is het hart van het kerkgebouw,
- maar meer nog de plaats waarrond de Kerk als gemeenschap samenkomt,
- en – om ons tot echte eerbied te brengen – een manifestatie van God en zijn schepping.
- De leegte op en rond het altaar is geen naaktheid, maar volheid van stilte en goddelijke aanwezigheid.
- Daarom kust de priester het altaar en bewierookt hij het tijdens plechtige vieringen.
- Dicht bij het altaar worden we stil.
De wijding waartoe we nu overgaan is als het ware wat er voor ieder van ons in het doopsel en het vormsel gebeurt. Ook hier worden water, zalf en licht gebruikt. Het altaar zal met wit linnen bekleed worden. Zoals de witte albe is dat nog een verwijzing naar het doopkleed.
Zoals ieder van ons wordt ook het altaar toegewijd, verbonden met de levende Christus.
(Hieronder vind je het volledige fotoalbum van de wijdingsplechtigheid)