Aswoensdag – Sint-Baafskathedraal – 2 maart 2022
Inleiding
Zusters en broeders in de Heer,
We starten vandaag de veertigdagentijd, de grote voorbereiding op Pasen, een tijd van bekering. Dit is eigenlijk een plechtig moment. De veertigdagentijd hebben we nodig voor onszelf. We hebben hem ook nodig als Kerk. Het is een tijd van onderscheiding. Een tijd ook van daadwerkelijk hervorming, opnieuw gevormd worden. Het woord hervorming is toepasselijk zowel op ons als op onze gemeenschap.
De paus vraagt uitdrukkelijk om van deze Aswoensdag een dag van vasten en gebed voor vrede in Oekraïne te maken. Ik herhaal zijn woorden: “Jezus leerde ons de duivelse zinloosheid van geweld te beantwoorden met Gods wapens: met gebed en vasten.” In Oekraïne is een etterbuil van acht jaar opengebarsten. Een “duivelse zinloosheid” die al acht jaar aan de gang is.
Het land is ons dierbaar, nog meer nu een Oekraïense gemeenschap met een Grieks-katholieke ritus deel uitmaakt van onze parochie.
Ik roep iedereen op tot solidariteit.
Op het einde van de eucharistie, na het gebed na de communie zullen we samen het gebed bidden dat toegeschreven wordt aan Sint Franciscus. Misschien kan ook dat gebed u begeleiden gedurende de hele vastenperiode.
Homilie
Zusters en broeders,
Paulus verwoordt aan de christenen van Korinthe het uiteindelijke doel van de veertigdagentijd: “opdat wij door Christus Gods heiligheid zouden worden”. Heiligheid staat hier voor wat we moeten zijn en doen voor God en de medemens, en dat op de juiste, de “rechte” manier. Paulus spreekt daarom over “gerechtigheid”. Maar eigenlijk zijn we niet “recht”, niet juist, in onze relaties met God en de mensen.
Opmerkelijk: in de eerste lezing richt de profeet Joël zich in zijn oproep tot bekering meteen tot het hele volk. Bekering is niet alleen een persoonlijke aangelegenheid! Het hele volk mag hopen op Gods redding omdat God dat ook al deed in het verleden. We onthouden dus voor onze tijd van bekering ten eerste dat volgens Paulus onze inspanning tot heiligheid ernstig moet zijn en ten tweede dat we in de lijn van Joël redding vragen in solidariteit met het hele volk (vandaag is dat: alle mensen, wereldwijd).
Er is echter een verschil tussen de eerste en tweede lezing. Joël is een profeet van het Oude Testament. Bij hem gaat het om het herstel en de vruchtbaarheid van het volk, het land, de natie, hier op de wereld. Door vasten, geween, rouwklachten en “gescheurde harten” oefent het volk druk uit op God. De Heer zal hopelijk zijn volk waardig achten en een antwoord geven. Dat is een groot verschil met het Nieuwe Testament, zoals duidelijk wordt in de twee volgende lezingen.
Wij moeten op God geen druk uitoefenen. Jezus heeft ons al verlost. En het gaat niet meer om een land, maar om onze relatie met God zelf. Hij is ons vaderland.
Hoe is onze verlossing gebeurd? “Hem die geen zonde heeft gekend (Jezus), heeft (God) voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij – door Hem – Gods eigen heiligheid zouden worden”. God heeft Jezus “tot zonde gemaakt”: dat zijn toch straffe woorden. Het betekent dat Jezus helemaal mens was, niet alleen tot in onze begrensdheid en kwetsbaarheid, maar tot in onze bekwaamheid tot zondigen. Alleen heeft Jezus aan de zonde nooit toegegeven. Dat zal in het evangelie van volgende zondag duidelijk worden. Maar Jezus was echt mens en kon dus bekoord worden. Paulus durft zeggen: “hij werd voor ons tot zonde gemaakt”. De religieuze leiders van zijn tijd zullen hem op die basis veroordelen: als een valse profeet en een bedrieger van het volk. Maar Jezus heeft zijn werk gedaan. Tot op het einde. En God heeft Hem daarin bevestigd. Om te zeggen dat Jezus ons op die manier verlost heeft, steunt Paulus op een psalm: “(God) zegt immers: Op de gunstige tijd heb Ik u verhoord. Op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen.” Even herhalen: “Op de gunstige tijd - de kairos - heb Ik u verhoord”. D.w.z. ik heb inderdaad gehoor gegeven aan al die gebeden die het volk tot Mij gericht heeft in het verleden. “Op de dag van het heil”, dat is de dag van uw redding, uw verlossing “… ben Ik u te hulp gekomen”, nl. in de persoon van Jezus. En opdat we niet zouden twijfelen voegt Paulus er nog aan toe: “Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil.”
Beste vrienden, geloven we eigenlijk dat we al verlost zijn? Of denken we dat we van alles moeten doen om de verlossing te verdienen? Maar dan is Jezus tevergeefs gekomen. We kennen de bekende uitspraak van Nietzsche over Jezus’ volgelingen (hij heeft het eigenlijk over de priesters): “Ze zouden mij betere liederen moeten zingen, eer ik aan hun verlosser zou geloven. Zijn leerlingen zouden er meer verlost moeten uitzien”. Hoe kan onze wereld aan de Verlosser geloven als de verlosten er niet verlost uitzien? “Vandaag is het de dag van het heil.”
Onze bekering is dus: in de eerste plaats geloven dat we verlost zijn en vervolgens leven in overeenstemming met wat ons gegeven is sinds ons doopsel.
In de vastentijd gaan we terug naar (1) ons geloof, naar (2) ons doopsel en (3) naar onze vaste wil om van daaruit daadwerkelijk te leven. De vasten is geen triestige tijd. Hij is een tijd van bewustzijn dat Jezus ons verlost heeft, een tijd van bekering tot de vreugde van het geschonken heil. En nu begrijpen we beter het evangelie. Jezus roept in de eerste plaats eigenlijk niet op tot bidden, vasten en aalmoezen geven. Dat alles was evident in het jodendom van zijn tijd. En de mensen deden het. Jezus heeft het tegen de hypocrisie waarmee het gebeurt, nl. om gezien en geprezen te worden door de anderen. Hij wil dat we vertrouwen op God. En hierin vinden we terug wat Paulus ons leerde. Het gaat om onze persoonlijke relatie met God. In zekere zin een intieme relatie van deelhebben aan Gods heiligheid. Vandaar de uitdrukkingen: “ga in uw binnenkamer en sluit de deur”. Doe alles voor uw Vader “die in het verborgene ziet”. Opvallend is dat Jezus het steeds heeft, niet over God, maar over “de Vader” en zelfs over “uw Vader”. Het is “uw Vader” die u zal vergelden (in de zin van belonen). We moeten onszelf niet vergoeden! Maar hoe vaak doen we dat niet, zelfs tot in onze zogezegde “goede werken”. Voor wie zijn we eigenlijk goed? Voor onszelf? Dan is de evangelietekst van vandaag echt wel voor ons bedoeld.
Op die manier, zusters en broeders, hebben we beter zicht op ons programma voor de komende tijd. Ik stel enkele richtinggevende vraagjes. Waar is God in mijn leven? Is hij werkelijk “onze … Vader”? (en “onze” in het meervoud!) Ontmoet ik Hem in mijn binnenkamer, mijn binnenruimte, de ruimte van mijn persoonlijk geweten? Of verwaarloos ik die binnenkamer? Kom ik regelmatig tot momenten van stilte en bezinning? Geloof ik echt dat Jezus mij verlost heeft of leef ik alsof dat nooit gebeurd is? Hoe kan ik tot Gods heiligheid komen, dit is tot de juiste en rechte manier van denken en handelen, de juiste relatie tot God en medemens? En ja, dat handelen is natuurlijk belangrijk in de veertigdagentijd: tijd voor spiritualiteit, soberheid en solidariteit. In de juiste geest!
Nog iets over die solidariteit, zo belangrijk in deze periode. Eigenlijk staan we er nog ver van. Individueel. Maar ook als gemeenschap. In haar vastencampagne heeft de organisatie Broederlijk Delen een manifest voorzien. De titel is welsprekend: “De 25 % revolutie.” Ondertitel: “met 25 % kunnen we het 100 % anders doen”. Het manifest herinnert eerst dat de mens en de planeet in gevaar zijn. Dat is geen mening. Het is een feit. Waarin bestaat nu de 25%-revolutie? Het manifest drukt het zo uit: “Als 1 op 4 mensen ervoor kiest om te delen en te herverdelen, dan is dat genoeg om de samenleving te heroriënteren.” Het is op die manier dat we de aalmoezen uit de Bijbelteksten vandaag moeten vertalen. De wereld is immers ons dorp geworden. Het zuiden is niet ver. Het zuiden is in onze steden. En wij kunnen in een mum van tijd in zuiderse steden belanden. De boodschap is dringend, heel dringend. Ik zei al dat heiligheid een kwestie is van juiste, “rechte” relatie tot God en de medemens.
Als 1 op 4 christenen ervoor kiest om het Evangelie echt te volgen, dan zou dat genoeg zijn om zowel de Kerk als de samenleving te heroriënteren en te herstellen in haar integriteit.
Met andere woorden: we geloven dat alles ons gegeven is. We zijn verlost. We krijgen inzicht. We krijgen de kracht tot handelen. Maar we moeten nog alles doen. Zoals het manifest van Broederlijk Delen nog zegt: niet optimist zijn; niet pessimist; maar activator, mensen die de hand aan de ploeg slaan, zonder achterom te zien. En als we dat doen, dan vinden we de vreugde van de bekering. Dat is mijn innigste wens voor ieder van ons.
We laten ons nu tekenen met as. Het is geen ornament om de vastentijd stijlvol te beginnen. Het zegt iets over onze realiteit. We zijn inderdaad ‘aarde’. We beginnen vanuit dat realisme, om de Geest te laten werken en de onsterfelijkheid te ontvangen als een geschenk van God.