Te Deum in de kathedraal van Gent
21 juli 2022
in aanwezigheid van Prinses Astrid en Lorenz van Oostenrijk
Tekst: 2 Kronieken 1, 7-13
7 In die nacht verscheen God aan Salomo en zei: 'Wat wilt gij dat Ik u geef?' 8 Salomo gaf aan God dit antwoord: 'Gij hebt David, mijn vader, een grote gunst bewezen en hebt mij tot zijn troonopvolger gemaakt. 9 Welnu, Jahwe God, laat uw belofte aan David, mijn vader, in vervulling gaan, want Gij hebt mij tot koning gemaakt over een volk zo talrijk als het stof der aarde. 10 Schenk mij derhalve wijsheid en inzicht en laat mij dan zo dit volk leiden en besturen, want wie zou anders in staat zijn recht te spreken voor dit grote volk van u?' 11 En God sprak tot Salomo: 'Omdat gij juist deze wens geuit hebt, en gij niet gevraagd hebt om rijkdom, om schatten en glorie, noch ook om de dood van uw vijanden en zelfs niet om een lang leven, maar om wijsheid en inzicht om recht te spreken voor het volk waarover Ik u tot koning heb aangesteld, 12 daarom zullen wijsheid en inzicht uw deel zijn, maar Ik zal u bovendien zoveel rijkdom schenken, schatten en glorie, als geen koning voor u ooit bezeten heeft, en ook geen koning na u ooit bezitten zal!' 13 Toen keerde Salomo van de offerhoogte van Gibeon en de daarop gelegen tent van de samenkomst terug naar Jeruzalem, en hij heerste over Israël.
We hebben zopas een tekst gehoord die koningen en regeringsleiders eeuwenlang heeft geïnspireerd.
Koning David was gestorven. Hij zou in de christelijke geschiedenis het type worden van de goede vorst en beheerder van zijn land. Nu neemt zijn zoon Salomo de taak over. Salomo is zich bewust van zijn opdracht en neemt die ook ernstig. Maar wat hij aan God vraagt staat ver af van waar wereldheersers vaak het eerst aan denken. De tekst legt in de mond van God zelf hun meest voorkomende ambities: vragen naar rijkdom en schatten, roem, de dood van de vijanden en een lang leven. Ook al vragen zij dat niet alleen voor zichzelf, maar voor hun volk, toch is het allemaal erg ik-gericht. Vandaag zien we nog meer dan vroeger dat geen enkele natie alleen aan zichzelf kan denken. We maken deel uit van één grote gemeenschap.
Met Salomo vragen we vooral om wijsheid en inzicht, zodat vrede zich kan verspreiden, een vrede die alleen mogelijk is als ook de rechtvaardigheid gegarandeerd is. De rest kan erbij komen als een gevolg van goed beheer.
We doen de ervaring op, de wereld rond, dat we er niet komen door alleen maar te streven naar puur technische oplossingen. We bemerken dat we versplinterd geraken en verloren lopen in de vele specialiteiten. We hebben ook geleefd in de illusie dat de vele informatie ons voldoende greep op het leven zou geven. Maar wat is dat eigenlijk: leven? En welke informatie heb je daarvoor nodig? Waar gaat het eigenlijk naartoe met onze planeet, ons “gemeenschappelijk huis”, terwijl de hele wereld geopolitiek aan het verschuiven is? Minder dan ooit slagen we erin om alles samen te denken, samen te beheren. “De anderen” die ons omringen boezemen ons gemakkelijk angst in. En, zoals we al lang weten, is angst geen goede raadgever. We zien in hen te weinig “gelijken”, broeders en zusters. Fratelli Tutti. Broeders en zusters, dat zijn we allen, sowieso.
Problemen genoeg. Maar we kunnen ons niet meer tevreden stellen met de idee dat de moeilijkheden maar hun tijd zullen duren, en vanzelf wel opgelost zullen worden. Dat we er ons eigenlijk niet echt druk hoeven over te maken. We kunnen ons ook niet meer tevreden stellen met oplossingen op kleine schaal.
De wereld heeft nood aan gemeenschappelijke antwoorden op universele vragen.
En één van die vragen is precies de zin van het leven. Die vraag is onderliggend aan al wat we doen, denken en voelen. Maar wie geeft er antwoord op? De ruimte waarin we ons bevinden is een uitnodiging om daarmee bezig te zijn, in eerbied voor elkaars zoekende antwoord. In ons land staan nogal wat kerken. De coronaperiode heeft getoond dat velen – zowel gelovigen als anders- of niet-gelovigen – er zich terugtrekken om er de rust en de stilte te vinden die het gewone leven te weinig biedt. Een kerk is geen neutrale ruimte, maar een plaats die velen inspiratie kan bieden. Als we maar de stilte en de juiste ruimte zoeken om met essentiële dingen bezig te zijn.
Koning Salomo leefde zo’n vierhonderd jaar voor de ballingschap in Babylonië. De tekst die we hoorden dateert van een paar honderd jaar na de ballingschap. Voldoende tijd dus om de kern van de zaak te onderscheiden. Geen romantisch verlangen naar een verloren verleden. Wat leren wij van Salomo’s gebed?
- Salomo begint met een plaats op te zoeken waar hij zijn eigen hart kan vinden en horen. Hij doet het als gelovige en gaat voor God staan. Salomo wordt zich bewust dat hij God niet is en nog minder God moet spelen. Dat bevrijdt hem van de illusie van de macht die te vlug onszelf in het centrum stelt. Een stap opzij kunnen zetten voor wie of voor wat groter is dan zichzelf, dat is een bevrijdende nederigheid.
- Bij nader toekijken bestaat Salomo’s wijsheid in onbaatzuchtigheid. Hij vraagt geen macht en geen rijkdom. Dit is niet het criterium. Dag Hammarskjöld, schreef in het jaar van zijn benoeming tot secretaris-generaal van de Uno: “Je staat zonder steun als je in iets voor jezelf gekozen hebt.” De vraag is dan natuurlijk: waar vind je die steun dan wel? Zoals egoïsme iets zelfvernietigends heeft, bestaat er ook gezonde ambitie. Een goede en rechtvaardige maatschappij nastreven is een goede drijfveer.
- Salomo bidt om wijsheid. Het Hebreeuwse woord – chokma – drukt een concrete wijsheid uit. Het is niet de meer abstracte en filosofische kennis van Grieken en Romeinen: de Gnôsis en Sofia, die ook een zekere vergoddelijking inhouden. Salomo bidt om praktische wijsheid. Wat moet ik doen, op de juiste manier en op het juiste moment? In Salomo’s gebed gaat het ook niet om goed hebben, maar om goed doen.
- De wijsheid waarover Salomo het heeft helpt de realiteit en onze bekommernissen te relativeren. Dit is een onmiddellijk gevolg van zijn Godsgeloof. Als alleen God absoluut is, dan is al de rest relatief. En zo ontstaat er ruimte tot ademen en tot handelen. Zich zelf niet de redder van de wereld wanen helpt om ons gedragen te weten, ook in moeilijke omstandigheden. We behouden dan een zekere inwendige rust, ondanks de drukte en al het dringende.
De wijsheid waarom we bidden kan de geschiedenis veranderen door de waardenschaal radicaal om te keren. Ik laat hier in het midden wat dit concreet is. Maar hebben we niet het gevoel dat er veel moet veranderen om onze wereld, om de mensen die onze planeet bewonen en onze planeet zelf, toekomst te bieden?
Laat ons samen “open-minded” zijn voor elkaar en naar de toekomst toe. Als gelovigen zeggen we: naar Hem die onze de toekomst is. Laat ons samen, in wederzijds respect, verder werken aan het welzijn van allen die ons land bewonen, met een luisterend hart en vertrouwend op de toekomst, want we dragen elkaar en … we zijn gedragen.