Broeders en zusters, Christus is opgestaan! Hij is werkelijk verrezen! Laten we de vreugdekreet van de discipelen aanhoren. Laten we het geloof van de talloze getuigen in de geschiedenis in ons hart doordringen. Laat ons verstand ook een nieuw woord horen, tot nu toe onbekend: Hij die dood was is opgestaan, opgewekt, ontwaakt uit de slaap... verrezen.
Sommigen zijn in verlegenheid gebracht omdat we van Jezus’ verrijzenis op Pasen geen ooggetuigen hebben en misschien nog meer omdat de verrijzenis als dusdanig iets is dat strikt genomen buiten onze geschiedenis valt die alleen kan denken in categorieën van plaats en tijd. Het is waar dat we tevreden moeten zijn met de nieuwe situatie van de verrezen Jezus. Maar dat is niet alles. Het meest verbazingwekkende – en indrukwekkende – is dat men Hem toch herkent in tekens en gebaren. Wij herkennen hem, maar kunnen hem niet aanraken. En toch is Hij het die zich laat zien. Hij is er. Hij leeft. En zijn aanwezigheid doet leven. Zij transformeert de bange vrienden van vroeger in apostelen die zullen getuigen tot de marteldood. De verscheidenheid van de verhalen over de opstanding heeft geen ander doel dan ons zo goed mogelijk in voeling te brengen met een absoluut ongekende ervaring. De evangelist Mattheus spreekt niet van twijfel, maar van een mengeling van vrees en vreugde. Het is de vrees voor wat bijna te mooi is om waar te zijn. Vrees en vreugde gaan hier hand in hand. Volgens Matteüs drukt zelfs de natuur haar verbazing uit: ”er ontstond een hevige aardbeving”. Ook onze inwendige, innerlijke mens beeft als Jezus zich levend toont in ons eigen leven. Daarom, als de vrouwen het nieuws van de opstanding horen, gaan ze “met vrees en grote vreugde”.
Een onmiddellijk gevolg van de ervaring van de verrijzenis is de zending. De angst voor de dood is overwonnen. De enige angst van de getuigen is nu nog dat de boodschap niet door de hele wereld zal worden gehoord. De verrijzenis is zo waar dat de christenen ze in hun leven verwelkomen als hun hoogste goed, dat ze ervan getuigen en er met alle middelen de vruchten van willen verspreiden. Jezus’ verrijzenis geeft de kracht om te strijden voor het leven en tegen de dood die maar al te veel vernieling brengt.
'Bedreigd met leven'
Ons doopsel heeft ons “ingerold” in een goede oorlog, die alle andere – slechte oorlogen – moet uitroeien.
Ik denk eens te meer aan de ervaring die wij met vier bisschoppen enkele weken geleden in Oekraïne opgedaan hebben, en waarin Goede Vrijdag en Pasen zo ineen verstrengeld waren met elkaar. We waren in de familie van Artem, een jongeman van 26 jaar, die omgekomen was aan het front. Een diepgelovige familie. De vader, Michel, is grieks-katholiek priester. De moeder schrijft iconen en is kunstenaris. Het was in de medische ambulance, getroffen door raketvuur, dat Artem zijn laatste adem uitblies met de woorden: "Ik leef". Als antwoord erop begon Michel zijn homilie tijdens de begrafenis met de woorden: “Christus is verrezen”. Het zijn de woorden die we vandaag uitzingen. Ik kan niet anders dan de stervende Artem de woorden horen zeggen: "Ik leef". Zo’n getuigenis is op zich een sterk teken van de verrijzenis. Een moreel bewijs.
Een Guatemalteekse journalist (José Caldéron Salazar) zei het volgende toen hij hoorde dat zijn leven in gevaar was: "Men zegt dat ik met de dood bedreigd word, maar er zit een diepe fout in deze waarschuwing. Noch ik, noch iemand anders worden met de dood bedreigd. Wij worden bedreigd met leven, bedreigd met hoop, bedreigd met liefde. We hebben het mis, christenen, we worden niet bedreigd met de dood. We worden bedreigd met opstanding."
Zowel onze Grieks-katholieke priester als de journalist uit Guatemala hebben het recht om zo te getuigen, omdat ze tezelfdertijd de dood recht in de ogen kijken. Hun getuigenis helpt ons om rechtop staan.
Dus, broeders en zusters, als onze wereld oorlog voortbrengt, laten we dan deze wereld “bedreigen” met opstanding.
Laten we het kwaad vernietigen met het goede. Op Palmzondag hoorden we in het passieverhaal: "Allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard omkomen" (Mt 26,52). Vandaag vallen er bommen op verschillende plaatsen in de wereld. Oekraïne is niet de enige plaats, maar ze is wel vlakbij. Dit is de manier waarop mensen altijd met elkaar afgerekend hebben.
Wanneer laten de christenen hun bom vallen? Maar een bom van een ander soort. Een explosie van leven en niet van dood. De verrijzenisbom bestaat. Ze heet het geloof in Christus en in de opstanding.
Ze doet al tweeduizend jaar haar werk in overtuigde en overtuigende gelovigen. Zij zingen: “O dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel?” Wij maken ons haar kracht eigen door het doopsel.
Doopsel
Het doopsel doet nog meer: het geeft ons onze identiteit waaruit onze zending voortvloeit. Onze christelijke identiteit maakt ons één met alle christenen van de wereld, maar ook met alle mensen van “goede wil”. Ze is niet gericht tegen wie dan ook, hoe anders hij of zij van ons ook kan verschillen. Zij roept ons op om ons ten dienste te stellen van allen, in het bijzonder van de armsten, ongeacht hun afkomst of achtergrond. Zij is een positieve identiteit, een voor-de-anderen-zijn en voor-de-schepping-zijn. Ja, zo worden wij in het doopsel. En we voeden die identiteit in de Eucharistie. We herstellen haar in het sacrament van de verzoening.
Broeders en zusters, in deze nacht vernieuwen we – in eenheid met alle nieuwe gedoopten – onze toewijding als gedoopte mensen, om steeds dieper in Christus te leven. Om te worden zoals Hij. Jezus is onze bevrijder, onze redder. Laten we in Hem werkelijk zonen en dochters van God zijn, geleid door de Geest.
We verwelkomen vannacht Malika en onze nieuw gedoopte broeders en zusters in ons bisdom. We zijn blij met deze nieuwe getuigen. Ook zij worden geroepen om deel te nemen aan onze gemeenschappelijke strijd die erin bestaat "onze wereld te bedreigen met opstanding". Ik zeg hen heel hartelijk welkom. Ik zeg hen welkom in naam van ons allen, maar vooral vanwege de verrezen Heer zelf.
Christus is verrezen. Hij is werkelijk verrezen. Iedereen kan beamen en zeggen “Ik leef, ik leef ten volle”.