Op de 1ste zondag van de veertigdagentijd zijn de catechumenen (volwassenen die vragen om met Pasen gedoopt te worden) uitgenodigd in de eucharistieviering om hun naam op te geven bij de bisschop. Lees hier meer
Inleiding
Broeders en zusters,
Welkom op deze eerste vastenzondag. De betekenis ervan is drievoudig.
In de eerste plaats zijn we samengeroepen om zoals iedere zondag de verrijzenis te vieren. De vastenperiode betekent, zoals iedereen weet, een bewuster worden van wat christen zijn betekent en werken daaraan.
Ten tweede gebeurt op deze dag ook de uitverkiezing en naamopgave van de catechumenen. Waarom begint de laatste voorbereidingsperiode voor de catechumenen precies op vandaag? Omdat christen-zijn ook een eigen type van strijd inhoudt. Ik kom daar straks op terug in de homilie.
Ten derde ben ik samen met de bisschoppen van Antwerpen, Brussel en Brugge sinds gisteravond terug uit Oekraïne waar we de hele week verbleven zijn en waar we de dagelijkse gruwel van de oorlog hebben kunnen vaststellen. We komen terug met een zending. In de eerste plaats de diepe dankbaarheid zeggen vanwege veel mensen, ook van kerkelijke en burgerlijke overheden, voor de materiële en financiële hulp en ook voor de opvang van de landgenoten in België. Ten tweede moeten we iedereen aanmoedigen om solidair te blijven in gebed, in materiële hulp en ook – wat heel belangrijk is – in menselijke nabijheid.
Eigenlijk hangen die drie punten samen: het is telkens een oproep tot bekering – bekering tot God, bekering tot de naaste – in de overtuiging dat we op die manier nu al deel hebben aan Jezus’ verrijzenis. Hij maakt in ons de kracht los om mee te werken aan Gods droom met deze wereld die bestaat in vrede en menselijkheid.
Homilie
Broeders en zusters, deze eerste zondag van de vastentijd laat ons zien dat het leven een strijd is. Voor onze catechumenen is dit een laatste periode van spirituele strijd ter voorbereiding op hun doopsel. In de Bijbel wordt de strijd vaak beschouwd als een test. En wat vooral op de proef wordt gesteld is … wijzelf, ons eigen innerlijke verlangen. Niemand ontkomt hieraan, zelfs Jezus niet.
Misschien vergeten we dat ook Jezus, zoals ieder mens, werd bekoord! Amper heeft Hij bij zijn doop in de Jordaan de woorden gehoord “Jij bent mijn zoon, mijn welbeminde” (Mt 3,16-17), of Hij wordt door de Geest naar de woestijn geleid. “Gevoerd” zegt Matteüs – omdat het gebeurt ondanks hemzelf – om daar door de duivel, door de tegenstander van God, op de proef gesteld te worden. Zijn veertig dagen herinneren ons aan de tijd van de Exodus. Veertig jaar lang werd het Hebreeuwse volk na de uittocht uit Egypte in de woestijn op de proef gesteld. Jezus is de nieuwe Mozes. Daarom citeert hij voortdurend het boek Deuteronomium, het boek waarin Mozes het hoofdpersonage is.
Het verhaal van de bekoringen van Jezus is echter meer dan een soort samenvatting van de beproevingen die ieder mens ondergaat. Ze zijn specifiek op Jezus’ zending gericht die erin bestaat ons te leren wie God is en het Rijk Gods aanwezig te brengen. In de bekoringen van Jezus gaat het dus over meer dan aangetrokken worden door wat niet goed is. Het gaat over God en zijn schepping (waarin de mens een bijzondere plaats inneemt).
Dat perspectief doet ons begrijpen dat we in de vastenperiode verder moeten kijken dan ons eigen kleine zelf.
De veertigdagentijd is meer dan een oefening in persoonlijke wilskracht of zelfdiscipline. De bekering heeft altijd een direct verband met God en met de medemens. Hoe zien we dit in de drie verzoekingen die in het Evangelie worden verteld?
Op verschillende manieren valt de duivel aan wat staat in het gebed dat Jezus zoals alle vrome Joden tweemaal per dag herhaalde. "Luister, Israël: de Heer onze God is de enige Heer. U zult de Heer, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.”
De verleider begint dus met Jezus aan te moedigen om God te gebruiken voor materiële voordelen. "Als je honger hebt, maak dan brood van deze stenen". Dat betekent dat God op een magische manier problemen moet oplossen. We herkennen dit misbruik van God. Onze God is vaak het geld. We slaan de twee door elkaar. Vandaar dat niet alleen time is money, maar ook God is money. Het gebeurt overal, ook in de Kerk. Jezus zelf werd door Judas verkocht voor dertig zilverlingen. De eerste bekoring is dus de religie gebruiken voor eigen welzijn omdat men van zijn eigen welzijn een religie maakt. Jezus zal later in het Evangelie zeggen: "Zoek eerst het koninkrijk van God en de rest zal u gegeven worden". In het evangelie van vandaag zegt hij hoe we het koninkrijk kunnen zoeken: namelijk door te luisteren en te leven volgens het Woord, van "elk woord dat komt uit de mond van God". De vraag wordt deze morgen aan ieder van ons gesteld: wat doen wij met God, met Jezus? Luisteren we naar hen? En wat zoeken we dan? Ons eigen voordeel? Daarom bidden we: “Onze Vader die in de hemel zijt, uw Rijk kome”. Uw Rijk!
De tweede bekoring is zoeken naar sensatie. Willen fascineren. Indruk maken op anderen. Krachtpatserij, zelfs met de dood als risico. We zeggen misschien: waarom het spectaculaire niet gebruiken om de mensen tot ons te brengen, wij die behoren tot de groep van de goeden? En ook op die manier dagen we God uit. Jezus zal altijd deze houding weigeren. Maar tot op het einde van zijn leven zal men Hem daartoe proberen te verleiden : “Als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van dat kruis af!” (Mt 27, 5). Hier luidt het: “Als ge de zoon van God zijt, werp u naar beneden.” Maar Jezus geeft daar nooit aan toe. Het koninkrijk van God komt niet tot ons in spectaculaire acties. God verkiest kleinheid, discretie. Hij bereidt een onbeduidend volk voor en het begint bij één man, Jezus, die de weg van nederigheid koos en trouw bleef tot de dood aan het kruis. Zo werkt God. En Hij doet het om ons door zijn liefde aan te trekken, zonder onze vrijheid te dwingen. De vraag is hier: zijn we verzoend met deze methode? Of verkiezen we een Kerk die succes heeft, die schittert? Met de beste bedoelingen, natuurlijk. Nee, dat is niet Gods manier. Dat is niet wat Jezus ons leert. Hij wil ons nederig en vrij. Vrij… want nederig. “Onze Vader die in de hemel zijt, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel”.
Tenslotte komt de derde verleiding, de uiteindelijke, frontale confrontatie: kies uw God. Wie is uw God? Waarom: “uw” God? Waarom zouden we niet doen zoals zovelen? Zij zijn gelukkig met hun God-Geld, hun God-Gezondheid, hun God-Carrière, hun God-Ego. Laten we niet verwonderd zijn dat ook Jezus hierdoor wordt verleid, zoals Matteüs ons zojuist heeft verteld. Maar eens te meer biedt Hij weerstand. Wat is het gevolg? "Engelen komen naar hem toe en bedienen hem.” Dit is een Bijbelse manier om te zeggen dat de hemel begint en dat het koninkrijk Gods is waar je de juiste keuze maakt. God, en niets of niemand anders. De enige God. Geen afgod. “Onze Vader die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd”.
De twee eerste lezingen geven een extra betekenis aan het evangelie. De eerste lezing laat ons zien hoe sluw de duivel, de tegenstander, is. Wat ons doet struikelen is zelden de directe strijd met het kwaad, ik zou zeggen de heroïsche strijd in al zijn pracht. We struikelen door onze verborgen medeplichtigheid aan de leugen die ons in de illusie lokt. De verboden vrucht is zo aantrekkelijk. En we verdenken God van jaloersheid op ons geluk alsof het zou gaan om God of om de mens. Het gaat integendeel om God omwille van de mens.
Wij worden in de vastenperiode uitgenodigd tot een oefening in waarheid en onderscheidingsvermogen in onze dagelijkse keuzes.
De tweede lezing is een aanmoediging. Geen fout is te groot om onze relatie met God te herstellen. Paulus vat het in een paar woorden samen in de zin die onmiddellijk volgt op de tekst die we gelezen hebben: "Waar de zonde overvloedig was, daar is (nu) de genade overvloedig" (Rom. 5, 20). Waarlijk, "Gods vrije gave en de zonde zijn niet van gelijke grootte" (v. 15). Laten we Jezus’ gehoorzaamheid tot de onze maken, zonder ons eigen voordeel te zoeken of gefascineerd te zijn door wat spectaculair is. Maar laten we leven naar het woord van God en Hem alleen aanbidden.
Zusters en broeders, we moeten deze bekering, deze ommekeer van heel ons wezen naar God, niet bereiken door te vertrouwen op onze eigen kracht. In het doopsel hebben we radicaal gekozen voor God en zijn Rijk.
Onze catechumenen schrijven zich nu in om een fundamentele en definitie keuze te maken voor de ene, ware God.
“Onze Vader die in de hemel zijt, verlos ons van het kwaad”. Laat ons het goede kiezen in plaats van het radicale kwaad dat ons vervreemdt van u en de andere mensen.
In deze Eucharistie richt Jezus ons hart op God, onze Vader, die alle mensen tot zijn kinderen maakt, tot broeders en zusters van elkaar.