Inleding
Broeders en zusters, beste vrienden, van harte welkom in deze nachtmis ter gelegenheid van kerstmis.
Meestal is het niet moeilijk om een eucharistieviering in te leiden. Dat zou het vannacht nog veel minder moeten zijn. We weten toch waarom we hier zijn. En toch weet ik niet hoe de goede, de juiste woorden te vinden.
Wij komen samen om middernacht, terwijl de horeca gesloten is en de mensen alleen thuis kunnen feesten.
Wij komen samen voor een herdenking die van belang is voor de hele wereld. Het is dus een gebeurtenis, terwijl evenementen niet mogen doorgaan.
Of die sanitaire maatregelen terecht of ten onrecht zijn laat ik in het midden. Maar vanuit mijn solidariteitsgevoel ben ik toch niet helemaal gerust.
Ik zie maar één oplossing: dat we er geen show van maken of een leuke vertoning.
Dat dit meer is dan een puur culturele activiteit, hoe belangrijk cultuur in mijn ogen ook is (en dat is: heel belangrijk, noodzakelijk, vooral vandaag). Dat we onze verantwoordelijkheid opnemen om naar het essentiële van Kerstmis te gaan, nl. naar de geloofsdimensie.
En dat we, in deze geloofsbeleving, de wereld rondom ons meenemen in ons gebed, in onze bezinning en in onze ontmoeting met de Heer, die mens geworden is onder ons, Redder, Verlosser. Mens onder de mensen. Mens voor de mensen.
Laat ons beginnen met te bekennen dat we daar niet spontaan aan toe zijn. De context van onze viering geeft ons de gelegenheid ons daarvan bewust te zijn.
Homilie
Lc 2:1-14 : "Zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David" (v10).
Broeders en zusters, het is u misschien opgevallen dat er in het evangelie dat ik zojuist heb gelezen, twee delen zijn. Het eerste deel vertelt over de geboorte van Jezus als een feit. Het is een sober verslag, zo objectief dat het bijna teleurstellend is. Dat is althans onze eerste indruk. We leren op welk moment in de geschiedenis Jezus’ geboorte plaatsvond. We horen ook waarom Jozef en Maria naar Bethlehem moesten reizen. Maar de gebeurtenis zelf vernemen we in één enkel zinnetje: "(Maria) bracht haar zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.” Eerlijk gezegd, korter en prozaïscher kan het niet. Een fait divers. Hoe kan je verwachten dat iemand na eeuwen daar nog interesse in heeft? Is het niet belangrijker zich bezig te houden met gezinnen die vandaag geen plaats krijgen in onze “herberg” en kinderen die zelfs de warmte van een kribbe moeten missen?
Het tweede deel lijkt heel verschillend. Wij bevinden ons op een andere plaats, een beetje verder daarvandaan, op den buiten. Hier wordt de betekenis van de gebeurtenis pas duidelijk. We voegen ons bij enkele herders. Zij zijn moe. Hun hoop is al lang leeg en onbestaand, want voor de armen is er geen toekomst. Onze herders zijn ook niet geïnteresseerd in het Romeinse Rijk en zijn machthebbers, onverschillig of ze nu Augustus of Quirinius heten. Hun wereld is geen keizerrijk maar een paar vierkante kilometer mager gras, waar ze de schapen op hoeden. Het leven is een eentonige herhaling van steeds dezelfde dagen en nachten. En bovenal zijn hun nachten het symbool van wat ze van binnen beleven: duisternis.
De herders vertegenwoordigen eigenlijk een menigte mensen. Ook mensen van bij ons, vandaag. Of gaat het – als we eerlijk zijn – ook een beetje over onszelf? Waar gaat het naartoe in deze steeds maar aanslepende coronaperiode en bange klimaatvoorspellingen? Hebben we er niet genoeg van te dromen van een rijk van de vrijheid dat nooit komt? En wat na een bedrogen liefde of even onzekere relaties? Als dit alles waar is, dan wordt, na het schijnbaar neutrale verhaal van het eerste deel, het tweede deel van het verhaal – dat met de herders – ronduit "surrealistisch". Inderdaad, sur-realistisch: buiten onze werkelijkheid.
Stel u voor: een engel, die wij verstaan als de verpersoonlijking van Gods heerlijkheid, komt in deze onzekere en beangstigende nacht. De engel komt als een licht. Het resultaat is dat de herders van de ene angst in de andere vallen. Daarom zegt de stem: “Vrees niet. Zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk.” Wat betekent vreugde voor de herders? En wat hebben herders te maken met “het hele volk”? De soberheid en objectiviteit die we hoorden in het begin van het verhaal heeft ons niet voorbereid op zo'n uitbundigheid. En in het vervolg van het verhaal gaat het niet langer over een eerstgeboren zoon, maar over de langverwachte Verlosser, de Messias. Ja, over God zelf. Allemaal onmogelijke dingen voor het gezond verstand. Onmogelijk voor de mens. Maar niet voor God. We hebben gehoord over een "pasgeboren baby, ... gewikkeld in doeken ... en liggend in een kribbe". Die eenvoudige, zo menselijke werkelijkheid verandert nu voor hen die in staat zijn er met de ogen van het geloof naar te kijken. Voor hen die met een nieuw hart de essentiële boodschap horen. Die boodschap wordt door een ontelbaar hemels gezelschap met lof gezongen: "Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.” Nu wordt de betekenis eindelijk duidelijk. Het gaat om God: ere zij Hem. Het gaat om ons: vrede is ons geschonken. En dat alles omdat God van ons houdt.
Vrede op aarde voor de mensen ... Om tot vrede te komen, hebben we een stem nodig die zegt: ik hou van jou. Dat is de vertaling van “Gods welbehagen”. Maar als wij de mens en zijn duisternis kennen, de mensheid en haar geschiedenis van bloed en onverdraagzaamheid, of eenvoudigweg onze onverschilligheid voor het lijden van anderen, hoe kan God ons dan zozeer liefhebben dat Hij dicht bij ons komt, dat Hij mens wordt zoals wij? Een mens die weliswaar aan de zonde niet toegeeft, maar ze op zich neemt! God kent ons beter dan wijzelf. Hij kent onze verborgen verlangens, die niet steeds de zijne zijn. Maar Hij is niet bang om ons lief te hebben. Het enige dat we moeten doen is ons overgeven aan zijn liefde. We kunnen maar verwonderd zijn over het feit dat Hij in Jezus zijn woord van liefde tot ons spreekt. Jezus is zijn woord van liefde. Johannes zal spreken over het “vleesgeworden Woord”. Jezus is het nieuwe verbond tussen God en de mensen. Hij is het Nieuwe Testament. Een verbond, gesloten van hart tot hart, met ieder en iedereen. Wij hoeven dit verbond niet uit te vinden. Het is al aangeboden. Het is al gesloten.
Dat is waartoe Kerstmis ons uitnodigt, broeders en zusters: geloven dat God tot ons spreekt. En dat zijn Woord in Jezus mens wordt zoals wij, opdat wij in onze kwetsbaarheid en armoede niet bang zouden zijn.
Hij vraagt ons om onze armoede te durven aanvaarden zodat we openkomen voor zijn boodschap van liefde. Hij vraagt ons –logisch – ons nederig te plaatsen naast hen die arm zijn, zodat zij onze meesters worden in het luisteren en in het ontvangen van Vreugde. Zoals de herders van Bethlehem.
Jezus komt om zijn leven te geven, om het te delen, om het weg te geven tot de laatste druppel bloed. Wij begrijpen nu ook beter het beeld van de baby in zwachtels gewikkeld. Op die manier verwijst de evangelist Lucas al naar Jezus die op een dag in een graf zal worden gelegd, gewikkeld in een lijkwade. Bovendien betekent de kribbe, een voederbak, dat Jezus zichzelf tot voedsel zal geven.
Dit alles wordt werkelijkheid voor hen die bereid zijn te luisteren naar de “nachtmuziek” van de engelen, voor hen die de moed hebben het kleine licht te volgen, voor hen die aanvaarden God te ontmoeten in een pasgeboren kind.
God geeft ons de gelegenheid Hem te ervaren als dicht bij ons, als wij zelf maar klein genoeg zijn.
Wat kan ik beter wensen, voor ieder van ons hier aanwezig en voor jullie families? Ik denk ook aan de velen die niet aanwezig kunnen zijn, maar die we in ons hart dragen. En aan hen die zich eenzaam voelen. Moge in de nacht van hun leven Jezus komen als het Licht. Zijn wij bereid hen dat licht te brengen? Dit is nochtans de vreugdevolle boodschap van Godswege.