Paaswake 2021 – Homilie (Mc 16, 1-8)
We luisterden zopas naar een heel kort en sober evangelie over de verrijzenis. Wat leert het ons vandaag? Niet alleen de discretie van Marcus’ tekst heeft voor ons een boodschap, maar ook de details.
Het eerste wat opvalt is dat de aandacht gevestigd wordt op het zien, op de ogen. Wie probeert nooit zich de verrijzenis visueel voor te stellen? “Opkijkend… bemerken” (de vrouwen) dat de steen weggerold was (v. 4). Ze gaan het graf binnen en “zien” een jonge man (v. 5). Hij zegt: “kijk” waar men Jezus heeft neergelegd (v. 6). En hij voegt eraan toe: In Galilea, zult ge Hem “zien” (v. 7). Maar ondanks al die uitdrukkingen die snel op elkaar volgen zien de vrouwen Jezus niet - het enige nochtans wat hen interesseert. We moeten vaststellen dat noch de vrouwen noch wie dan ook ooit de verrijzenis heeft gezien: niemand heeft Jezus uit het graf zien klimmen. En toch spreekt Marcus van een vorm van ‘zien’, een ‘zien’ dat ook voor ons vandaag mogelijk is. Het zien van de onzichtbare is een vrucht van ons geloof en van ons doopsel. In het evangelie zien we duidelijk Jezus niet meer in het graf. Maar we zien Hem in Galilea.
Kunnen wij Jezus leren ‘zien’ in het Galilea van ons leven? Om dat te begrijpen gaan we terug naar het begin.
Het lichaam balsemen is voor de vrouwen een manier om in het reine te komen met het lot van de dode Jezus. Pas na deze begrafenisritus kan het echte rouwproces beginnen. Tot hun ontsteltenis is het lijk verdwenen. Dit is een eerste ‘teken’ dat de geschiedenis van Jezus van Nazareth niet eindigt in een graf. Integendeel, er begint nu een nieuwe geschiedenis, een nieuw leven op een hoger plan, een hoger niveau.
Andere aanwijzingen gaan in dezelfde richting. Zij staan in sterk contrast met de droefheid van de vrouwen, die vol donkere gedachten naar het graf zijn gegaan . De evangelist zegt dat het de dag na de sabbat is. De sabbat is de dag waarop, zoals we in het boek Genesis hoorden, God rustte na de schepping. Dit is dus als een achtste dag, de eerste dag van een week zonder einde, het begin van een nieuwe en definitieve schepping. En het is vroeg in de ochtend, dat wil zeggen, als de zon net is opgekomen. In het Midden-Oosten komt de zon snel op. Maar de vrouwen, verdronken in hun verdriet, begrijpen de taal van de natuur niet. In plaats daarvan vragen ze zich af hoe ze een graf kunnen betreden waarin het alleen nacht is. Als ze eindelijk opkijken, zien ze dat de steen is weggerold, "een zeer grote steen". En ze zien vooral een jongeman in het wit gekleed. De Bijbellezer ziet in hem een engel, de discrete aanwezigheid van God. De engel zegt tot de vrouwen over Jezus: "Hij gaat u voor naar Galilea" (v. 7). Daar zullen de vrouwen en leerlingen Hem zien. Maar wat zullen ze zien van de Verrezene?
Wie voorgaat keert noodzakelijk de rug toe aan wie volgen. Van de Verrezene zal niemand het gezicht zien. Wij zien het gelaat van Christus enkel in het gelaat van andere mensen.
Voor het ogenblik ontvangen wij enkel samen met de leerlingen de boodschap dat Hij niet in een graf ligt en dat Hij ons op onze weg begeleidt.
De centrale en belangrijkste woorden zijn natuurlijk: "Gij zoekt Jezus de Nazarener die gekruisigd is. Hij is verrezen." (v. 6). Dit geeft inhoud aan het zinnetje waarmee het evangelie van Marcus opende: "Begin van de blijde boodschap van Jezus, de Christus, de Zoon van God". Jezus, de Nazarener die werd gekruisigd, kennen en belijden wij nu als de Christus en de Zoon van God. Dit is het goede nieuws, de blijde boodschap, het evangelie. We kunnen nooit meer de gekruisigde scheiden van de Zoon van God. Denken aan de gekruisigde betekent: denken aan de Zoon. De honderdman had reeds bij het kruis het getuigenis gegeven: "Waarlijk deze man was Zoon van God" (Mc 15,39).
Om de verrijzenis zijn volle betekenis te geven, moeten we altijd onthouden hoe de Nazarener geleefd heeft. Nu begrijpen wij dat heel zijn leven, elk gebaar en elk woord, reeds blijde boodschap was.
De vrouwen zijn aanvankelijk niet bereid om deze betekenis van het lege graf te aanvaarden, omwille van de traumatiserende gebeurtenissen die zij twee dagen eerder hebben meegemaakt. Integendeel. Zij slaan op de vlucht, niet in staat om de woorden van de engel - "Wees niet bang" - te ontvangen. Ze zijn bang! Laat ons eerlijk zijn: hun angst is overtuigender dan een te snelle aanvaarding. Zij beven en zijn buiten zichzelf, letterlijk "in extase" (v. 8). Ze durven er niet over spreken. Nog niet. Laten we niet vergeten dat Marcus schrijft voor de christenen in Rome, grotendeels eenvoudige mensen, slaven. De christenen worden daar waarschijnlijk al vervolgd. Ook zij zijn bang gedood te worden - of tenminste belachelijk gemaakt - als ze getuigen van hun geloof in de verrezen Jezus.
De vrouwen vertegenwoordigen velen van ons, vandaag: bang om te geloven en om openbaar te zeggen waarvoor we gaan.
Daarom richt de engel zich ook tot ons als hij zegt: "Zoekt gij Jezus, de gekruisigde?" We zouden kunnen antwoorden: Natuurlijk zoeken we Hem, maar dan alleen de gekruisigde. De Jezus van de geschiedenis, het voorbeeld van goedheid, wiens tragische einde wij kennen! Gelukkig brengt het evangelie ons op het spoor van de Verrezene.
Met dat alles in ons hoofd keren we nog even terug op de woorden "Hij is niet hier".
Jezus is vaak elders dan waar wij Hem verwachten. Hij beslist zelf waar Hij ons zal ontmoeten.
En dat is vaak "onderweg", zoals de leerlingen in ons evangelie die Jeruzalem moeten verlaten en naar Galilea gaan.
Voor ons is Galilea misschien gewoon ons gezin, onze gemeenschap, onze werkplek, de kliniek, het woonzorgcentrum, de gevangenis, de arme buurt.
In ieder geval weten we dat de armen de bevoorrechte plaats van ontmoeting met Jezus zijn (wat de armoede ook betekent, ook in onszelf!). Voor wie weet te kijken met de ogen van het geloof, is de Verrezene overal en zijn er vele tekens van verrijzenis, vele "knipogen uit de hemel".
Wat is voor ons het bewijs van de opstanding? Net zomin als de vrouwen in het evangelie zullen wij ooit getuige zijn van de verrijzenis als een bruut, waarneembaar feit.
Maar wij weten dat Jezus leeft, omdat wij levende christenen om ons heen zien, christenen die anderen tot leven aansporen. De Kerk verwelkomt er velen en stuurt ze de wereld in.
Ook wij ervaren dat de Levende ons tot leven brengt, telkens wanneer wijzelf het leven doorgeven. Dat is een intuïtie die niet bedriegt. Net zoals wij degenen die ons liefhebben herkennen aan hun stem en hun voetstappen. Liefde maakt helderziend. Jezus is opgestaan "voor ons". En Hij doet ons opstaan voor de anderen.
Ja, broeders en zusters, op dat moment worden wij ons bewust dat we deelhebben aan het leven van de Verrezene. Door het doopsel leven we in Christus, de Levende. Laten we naar de tekenen kijken!
Christus is opgestaan. Hij is waarlijk opgestaan! Alleluia!
