Inleiding
Zusters en broeders, van harte welkom. Ik wens een zalig Paasfeest, aan ieder van jullie, aan jullie families en naastbestaanden.
In de vier evangeliën schijnt het licht van de verrijzenis al op een gedempte wijze over heel het leven van Jezus. Dit leven geeft vandaag zijn betekenis aan de verrijzenis. Hemelse wezens kunnen niet verrijzen. Alleen aardse, die een lichaam hebben. Een lichaam dat kan lijden, maar ook zien, geloven en beminnen.
Vandaag, Paaszondag, is meer dan een hoogdag. Het is de hoogste dag. Het is niet alleen een nieuwe dag, maar de altijd nieuwste dag. Het is niet de zevende dag (wat onze kalenders er ook mogen van maken), maar altijd de eerste dag – daarom spreken sommige theologen van de achtste dag.
Laat ons samen zingen en jubelen voor de definitieve nieuwheid die Pasen ons brengt, dankzij Jezus’ dood en verrijzenis.
Homilie
Joh 20, 1-9
Het evangelie dat we zopas hoorden beschrijft de verrijzenis niet. Dat doet geen enkele evangelist. Niemand heeft met menselijke ogen Jezus zien opstaan uit het graf. Maar de getuigenissen van de leerlingen leren ons heel wat. Dat is ook zo in het evangelie van vandaag. In de eerste plaats stellen we vast dat Jezus’ verrijzenis geen uitvinding is van de apostelen. De verrijzenisverhalen zijn geen projectie van wensdromen van ontgoochelde mensen die Jezus’ dood niet konden aanvaarden. Voor de leerlingen is Jezus echt dood en begraven. Voor altijd. In het evangelie van Johannes is Maria Magdalena de eerste die vaststelt dat Jezus uit het graf verdwenen is. Zij loopt naar de apostelen om hen te zeggen: “Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd”. Dit is gewoon een vaststelling met een logische gevolgtrekking. Petrus en Johannes lopen op hun beurt naar het graf. (In het evangelie wordt er veel gelopen! Er is iets dringends aan de hand.) Petrus ziet en besluit zoals Maria Magdalena dat Jezus er niet meer is. Van verrijzenis geen sprake. Petrus is echter vergezeld van Johannes. Johannes wordt in onze tekst genoemd: “de andere leerling”. Dat zou om het even wie kunnen zijn. Maar hij is ook “de door Jezus beminde leerling”. En hier is geen twijfel meer mogelijk. Het is Johannes’ persoonlijke vriendschap met Jezus die hem vlugger doet lopen dan Petrus. Daarom ook liep Maria Magdalena naar de apostelen. En wij worden uitgenodigd om, zoals Johannes en Maria Magdalena, “door Jezus beminde leerlingen” te worden. Vrienden.
De verrijzenis mag dan wel ontsnappen aan onze zintuiglijke waarneming, toch heeft het geloof in de verrijzenis een materiële ondersteuning, hoe miniem ook.
De zwachtels en de zweetdoek – laatste herinneringen aan de gekruisigde – liggen daar. Niet neergelegd of netjes opgevouwen. Het lichaam is er gewoon uit verdwenen. Dat is op zich geen bewijs van verrijzenis. Vandaar trouwens dat Maria Magdalena en Petrus er niet onmiddellijk aan denken.
Johannes “zag en geloofde”. Ik heb zopas beschreven wat hij zag: overgebleven windsels en een zweetdoek. Maar Johannes geloofde.
De verrijzenis is voorbehouden aan de gelovige, aan hem of haar die ziet met de ogen van het hart, de ogen van de liefde.
Geloof en liefde vind je evengoed bij de meest eenvoudige mensen, die geen bijzondere positie bekleden, zoals Petrus (vandaag zouden we zeggen: paus of bisschoppen), ongeacht hun leeftijd, zoals Johannes (hij was de jongste van de leerlingen).
Tekens zijn geen bewijzen. Ze doen op zich ook het geloof niet ontstaan. Maar het geloof ziet waarnaar die tekens bedoelen te verwijzen. Geloven is dus niet alleen maar zien. In het evangelie van volgende zondag zal Jezus zelfs zeggen: “Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben” (Joh 20, 29). Alleen wie bemint kan ook geloven dat de ander hem teken doet of in wederliefde antwoordt. En als ik naar iemand een teken stel van vriendschap, maar hij of zij ziet het niet, dan lijd ik daaronder. Zou God niet lijden onder ons tekort aan antwoord op zijn vele tekens?
Een laatste bedenking. We lezen: “Zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan” (Joh 20, 9). Letterlijk: “ze hadden de Schrift niet verstaan”. We hebben de Schrift nodig en de Heilige Geest die ons helpt om de Schrift te verstaan. Dan zien we beter de betekenis van de tekens die ons vandaag gegeven zijn. Dan verstaan we Jezus’ leven in relatie tot zijn Vader die Hem uit de doden heeft opgewekt. We lezen bijvoorbeeld in de profeet Hosea: “Na twee dagen maakt Hij ons weer levend, op de derde dag laat Hij ons weer opstaan om weer te leven voor zijn aanschijn” (Hos 6, 2). Johannes ziet plots dat die woorden van de profeet in Jezus bewaarheid worden. En zo zijn er veel andere woorden en gebeurtenissen in de Schrift die een nieuwe, maar ook hun diepste betekenis krijgen. De liefde doet de waarheid zien.
We zullen heel de paastijd die liefde voeden vanuit de Schrift. We zullen nog andere tekens zien, ook vandaag, en begrijpen wat ze betekenen en wat de gevolgen ervan zijn voor ons leven en voor de wereld.
In iedere eucharistieviering wordt ons geloof gevoed, zodat het groeit. Een geloof dat ons in staat stelt te zien waar liefde ons teken doet. God is liefde.