Homilie
In het evangelie van Johannes is de verrijzenis van Lazarus het zevende teken. Dat doet denken aan de schepping van de wereld in zeven dagen helemaal in het begin van de Bijbel. Je zou kunnen zeggen dat het zevende teken in het evangelie van Johannes de zevende dag is van een nieuwe schepping. Het eerste teken was de bruiloft van Kana. Daar werd water in wijn veranderd. Water verwijst naar het doopsel en wijn naar de eucharistie, de twee initiatiesacramenten die onze catechumenen zullen ontvangen. En ze hebben beide iets te maken met dood en leven. Maar het verhaal van Lazarus plaatst ons als het ware in een directe confrontatie tussen leven en dood. Geen symbool meer, maar bittere realiteit. Zo lijkt het toch bij een eerste benadering.
Lazarus was samen met zijn twee zussen, Martha en Maria, een persoonlijke vriend van Jezus. Jezus zegt: “Lazarus is gestorven en omwille van u verheug ik Mij dat ik er niet was opdat gij moogt geloven.” ‘Opdat gij moogt geloven …’ De opwekking van Lazarus uit de dood wordt dus een teken dat ons op weg helpt naar het geloof. Daar gaat het om. Maar Martha, die bij haar dode broer aanwezig is, wordt niet echt getroost door het perspectief van verrijzenis: “Ik weet wel – zegt ze – dat mijn broer zal verrijzen, maar … bij de verrijzenis op de laatste dag”. Pas op het einde der tijden. We horen toch een beetje als ondertoon: wat heb ik daar nú aan?
Voor veel van onze tijdsgenoten zal het inderdaad een zorg wezen of die verrijzenis later komt of nooit. “We zullen wel zien”, zeggen ze. Op zich is de opwekking van Lazarus maar tijdelijk, want hij zal later toch sterven. Maar Jezus wil precies een teken stellen dat Lazarus overstijgt. Hij doet het om ons te bemoedigen. En om dat te begrijpen zoeken we een antwoord op de vraag: wat verandert er in het leven – ook het onze – na de opwekking van Lazarus? Wat is de inhoud van dat zevende teken?
We gaan onmiddellijk naar de centrale zin van de tekst. Een zin die we ons leven lang zouden moeten herhalen. Jezus zegt van zichzelf:
Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven en ieder die leeft in geloof aan mij, zal in eeuwigheid niet sterven.
En dan voegt hij eraan toe: “Geloof je dat?” Alleen als Martha antwoordt: “Ja, ik geloof” kan Jezus het leven geven. “Geloven”, “tot leven komen” en “niet sterven” hangen samen, en – wat nog belangrijker is – ze cirkelen als het ware alle drie rond de persoon van Jezus. Ons geloof in iets (de verrijzenis) hangt samen met het geloof in iemand (Jezus). Wat is daar nu zo belangrijk aan? Ook anderen geloofden in de verrijzenis ten tijde van Jezus, vooral de farizeeën. Wat is er dan zo speciaal aan het christelijk geloof in de verrijzenis?
Datgene wat ons geloof precies christelijk maakt, wat óns tot christen maakt, is de persoon van Christus, van Jezus, die ons opneemt in zijn verrijzenis nog voor we sterven (vanaf het moment van ons doopsel).
Wat is de band tussen de episode van de opwekking van Lazarus en het doopsel waar Nicole en onze andere vrienden zich op voorbereiden? Ondergedompeld in de dood van Jezus door het doopsel ten leven, zullen zij in de eucharistie ook deelhebben aan Jezus’ lichaam en bloed onder de tekens van brood en wijn. Het gaat echt om het leven, om het volle leven! Daarom zegt Jezus vandaag en gebiedt hij: “kom naar buiten!” Rol – door het geloof in mij – de steen van uw graf, die plaats van duisternis, waar je gekluisterd blijft aan jouw eigen egoïsme. Jezus neemt ook de zwachtels weg van de angst of de schuldgevoelens die ons vastgeketend houden aan onszelf. En Hij bevrijdt ons van de zweetdoek die ons gezicht bedekt en ons blind maakt voor het goede en het mooie rondom ons. Jezus zegt op gebiedende toon: “Kom uit je graf!”
Kom eruit. Kom uit je graf. Is dat geen oproep tot bekering? Nicole en beste medecatechumenen: dit is jullie keuze, een keuze voor het leven.
Je voorbereiden op het doopsel betekent immers kiezen voor het licht. Die keuze zelf is al een vorm van verrijzen.
Natuurlijk ontsnappen we niet aan het kruis, en ja, laat het ons maar zeggen, ook niet aan de dood die in ons leven zoveel verschillende gezichten kan hebben. Maar als we in geloof Jezus volgen in zijn dood en verrijzenis, dan kunnen we met de psalmist bidden: “ook als ik moet gaan door een dal vol schaduw van dood, kwaad zal ik niet vrezen, WANT GIJ ZIJT BIJ MIJ” (Ps 23 – Naardense bijbel).
Beste Nicole en beste vrienden die jullie voorbereiden op het doopsel, ik heb met jullie allen kennis gemaakt de vorige weken. Het was een grote vreugde voor mij en ik hoop dat jullie dat gemerkt hebben. En wat mooi dat de Kerk jullie mag begeleiden naar een voller leven, waarin het licht binnenstroomt. Die begeleiding is een onderscheidingsproces. Ik bedankt hier ook nog eens jullie begeleiders. Geen betere onderscheiding dan in het gebed, waarin wij heel uitdrukkelijk al onze catechumenen betrekken.