Gastspreker was Stijn Van den Bossche, docent aan ondermeer het HDGI en secretaris van de Interdiocesane Commissie voor Catechese (ICC). Met de Tsjechische priester en theoloog Tomas Halik, zocht hij wat geloven zou kunnen betekenen over 50 jaar...
In zijn boeken, die ook in Nederlandse vertaling vele lezers bereiken, toont Halik zich zeer kritisch ten aanzien van het postmoderne cultuurchristendom. Religie wordt er om extrinsieke redenen aangewend (bijvoorbeeld om de identiteit van een volk of een natie te bevestigen of om een afgescheiden persoonlijke identiteit te affirmeren).
Zo'n 'terugkeer van de religie' is, volgens Halik, gevaarlijk en verre van christelijk.
Eveneens kant hij zich tegen een goedkoop en al te gemakkelijk geloof. Al deze vormen hebben volgens Halik, net zoals het atheïsme waarmee hij zich nochtans meer verwant voelt, gemeenschappelijk dat ze te vlug klaar willen zijn met het mysterie:
Met het mysterie mag je nooit 'klaar' zijn. Anders dan problemen kun je het mysterie niet oplossen. Je dient geduldig op de drempel ervan te staan, erin te vertoeven, het in jezelf, in je hart te dragen en het te laten rijpen.
De Kerk moet volgens Halik een leerschool zijn van geloof, hoop en liefde. Ze moet haar vermogen ontwikkelen om te communiceren met de vele zoekers. "Ik hoor Gods spreken in de wonden van de wereld," zegt hij in Raak de wonden aan. "De Kerk is een gemeenschap van geschokten".
Halik verwijst naar het model van de synagogen dat ontstond in en na de Babylonische ballingschap toen de tempel in Jeruzalem was verwoest. Stijn Van den Bossche zag er een omchrijving in van wat het Hoger Diocesaan Godsdienstinstituut poogt te zijn:
Een school waar het leren wezenlijk verbonden wordt met het horen van Gods Woord en met gebed.
De gastspreker verbond het denken van Halik nog op een originele en confronterende wijze met de twee laatste romans van Michel Houellebecq (Soumission en Serotonine) die hij op vakantie las.