In de grootstad Brussel zijn er vele katholieken van buitenlandse afkomst, die hun eigen liturgische en culturele tradities graag bewaren. Het vicariaat Brussel probeert om contacten te leggen en om bruggen te slaan tussen de verschillende gemeenschappen. De redactie van 'Zacheüs' vroeg aan priester Eric Vancraeynest hoe dit in zijn werk gaat en welke de uitdagingen zijn.
Zacheüs: Kan u vertellen wat uw werk precies inhoudt?
'Binnen het vicariaat Brussel ben ik verantwoordelijk voor de zogenaamde "gemeenschappen van buitenlandse afkomst." Mijn taak is niet alleen van pastorale maar ook van administratieve en organisatorische aard, bijvoorbeeld het zoeken van een nieuwe priester wanneer er een wegvalt, en het coördineren van deze gemeenschappen binnen het geheel van de katholieke pastoraal in onze grootstad.'
Zacheüs: Over welke gemeenschappen hebben we het dan precies?
'Brussel telt een dertigtal katholieke gemeenschappen, afkomstig van alle continenten, maar ook behorend tot verschillende ritussen.
- Er zijn anderstalige gemeenschappen die de latijnse ritus volgen:
Polen, Brazilianen, Vietnamezen, Filipino’s, ...
- Er zijn ook katholieke gemeenschappen die de byzantijnse ritus volgen:
Oekraïners, Roemenen, melkieten, ...
- Er zijn de andere oosters-katholieke gemeenschappen:
syrisch-katholieken, chaldeeërs, maronieten, ...
Deze gemeenschappen beschikken meestal over hun eigen priesters. Sommige van deze priesters komen in ons land terecht omwille van hun theologiestudies, maar de meesten worden door ons uitgenodigd om hier een taak op te nemen. Voor de Franstalige Afrikaanse gelovigen voorzien we op dit moment geen aparte parochies; we vragen dat ze aansluiten bij de gewone Franstalige pastoraal. Voor de Engelstaligen ligt dat anders.'
Zacheüs: Welke recente tendensen zijn er waar te nemen?
'Door de crisis in het Midden-Oosten zijn er nogal wat vluchtelingen uit Syrië en Irak bij ons aangekomen.
De melkitische parochie (Arabisch-sprekend, maar van byzantijnse ritus) heeft haar ledenaantal de voorbije jaren zien vermenigvuldigen. Op zich zijn deze gelovigen nogal flexibel wat hun ritus betreft: de ene keer gaan ze naar de kerk van de maronieten, dan weer naar de melkieten en sommigen van hen zijn eigenlijk orthodox, zolang ze maar onder elkaar hun taal - het Arabisch - kunnen spreken. Nu wordt er echter tegemoet gekomen aan het groeiende aantal syrisch-katholieke gelovigen met de oprichting van een gloednieuwe parochie, met een pasgewijde priester.'
Zacheüs: Beschikken die gemeenschappen meestal over een eigen kerkgebouw?
'Niet allemaal. De melkieten, bijvoorbeeld, beschikken over hun eigen kapel in de straat met de zeer toepasselijke naam Rue de l’Orient - Morgenlandstraat. De meeste andere gemeenschappen delen hun kerkgebouw met autochtone, Nederlandstalige of Franstalige parochiegemeenschappen.'
Zacheüs: Is het niet contraproductief voor de integratie dat er voor al die gemeenschappen een eigen priester en eigen faciliteiten worden voorzien?
'Dat is een delicate maar essentiële vraag. Ons beleid loopt dan ook over twee sporen.
Ten eerste vertrekken we van een vaststelling. Er is in Brussel nu eenmaal veel politieke of economische migratie. Geloof hangt gevoelsmatig vaak samen met de taal waarin je bent opgevoed: je moedertaal. Nieuwkomers zijn sowieso al erg kwetsbaar op vele vlakken.
We willen hen – ook vanuit de Kerk – een plek geven waar ze zich kunnen thuis - chez nous - voelen .
Daarom brengen we deze mensen, waar mogelijk, samen in katholieke gemeenschappen in hun eigen moedertaal. Let wel, het gemeenschappelijke criterium is niet de nationaliteit, maar de taal! We willen het creëren van nationale kerken zoveel mogelijk tegengaan. We zijn op de eerste plaats katholiek. Als wij hen geen plek aanbieden waar ze zich kunnen thuis voelen, gaan ze gemakkelijk naar de vele evangelicale gemeenschappen en sektes, bijvoorbeeld uit Brazilië en Afrika.
Het tweede spoor is het volgende: ze moeten ook weten dat ze in Brussel zijn, dat ze hier deel uitmaken van de Brusselse pastoraal en van het veelkleurige glasraam dat de Kerk hier is. Daarom is het mijn taak om de contacten tussen de anderstalige gemeenschappen en de plaatselijke pastoraal te bevorderen, om verbindingen te stimuleren.
Ze mogen weten dat we blij zijn met hun aanwezigheid hier, maar ook dat ze een deeltje zijn van de rijkdom van de Kerk in Brussel.
Wat hun afkomst ook is, we verwachten dat ze geen eilandjes vormen, maar participeren aan het leven van hun pastorale eenheid en aan het beleid van ons vicariaat. En bruggen slaan moet natuurlijk van twee kanten komen: het is ook aan ons en aan de autochtone verantwoordelijken om naar hen toe te gaan, hen de hand te reiken en hen uit te nodigen voor gemeenschappelijke activiteiten.'
Zacheüs: Hoe zijn de ervaringen met gedeelde kerkgebouwen? Zijn er goede contacten tussen de diverse gemeenschappen?
'Een deel van mijn werk is die goede contacten te stimuleren. De ervaring leert dat de gemeenschappen van buitenlandse afkomst vaak meer praktiserende gelovigen tellen dan de autochtone gemeenschap. Het is natuurlijk eerst en vooral positief voor onze Kerk om gemeenschappen met veel volk te hebben.
Bovendien zijn ze niet alleen talrijker en dynamischer, ze tellen ook meer jongeren en zijn vaak vrijgeviger en guller in hun engagementen dan onze autochtone parochianen.
Dat maakt het op psychologisch vlak echter niet altijd evident. Het geeft sommige autochtonen het gevoel dat ze niet meer thuis zijn in hun eigen parochie.
Maar in het algemeen gesproken zien wij hun aanwezigheid toch vooral als een reële verrijking van de pastoraal en de liturgie in onze Kerk. Daarom dringt het vicariaat aan op steeds sterkere banden en ontmoetingen tussen de diverse gemeenschappen. Het is belangrijk dat we elkaar kennen. We verwachten dan ook van de verantwoordelijke priesters dat ze – indien nodig – taallessen volgen in het Nederlands of Frans zodat hun integratie mogelijk wordt.'
Zacheüs: Wat is de invloed van die gemeenschappen op de liturgie?
'In de kerken die gedeeld worden door meerdere gemeenschappen worden er geregeld - en vooral op de grote feesten - meertalige, gemeenschappelijke vieringen georganiseerd. Men probeert daar dus samen te vieren ondanks de verschillen in taal of gewoontes. Dit is vrij eenvoudig te organiseren indien de gemeenschappen allebei van de Latijnse ritus zijn; het ligt complexer wanneer de gemeenschappen tot verschillende ritussen behoren. Het is namelijk niet evident om ritussen zomaar met elkaar te vermengen. Toch zien we ook daar lovenswaardige initiatieven.
Zo ging bijvoorbeeld op het feest van de Moeder Gods, de Roemeense priester voor in een eucharistieviering volgens de byzantijnse ritus, maar wel in het Frans, zodat de Franstalige gemeenschap kon aansluiten.
Ook de taal is soms een drempel, wanneer die verschilt tussen de gemeenschappen. Het is zeker nuttig wanneer op een blaadje de lezingen worden voorzien in verschillende talen, zodat iedereen kan volgen. Toch zullen er altijd klagers zijn die al die verschillende talen maar vervelend vinden, maar de ervaring bij de meeste gelovigen zal positief zijn, in de zin van:
"Ah, zo een viering, met veel volk, van diverse uithoeken van de wereld, kan toch mooi en deugddoend zijn".
Verschillende tradities en rituelen aan bod laten komen in een viering kan verrijkend zijn, maar het kan ook vervreemdend werken. Daarom vraagt het een extra inspanning, ook bij de voorbereiding. Er moet een goede, evenwichtige keuze gemaakt worden van de gezangen en er moet samen gerepeteerd worden. Niet iedereen is even vlot in het zingen van andere talen. Het is dan ook belangrijk om een gemeenschappelijk repertoire te zoeken en op te bouwen.
Ik ben een grote voorstander van dit soort gemeenschappelijke vieringen. Toch hoor ik ook een kritiek: zo’n viering wordt soms als gekunsteld aangevoeld, vooral wanneer er geen "gedeelde grond" is, wanneer het leven niet gedeeld wordt. Dan komen de mensen aan in de kerk, ze kennen elkaar niet, spreken mekaars taal niet ...
Het is dus wenselijk dat er ook buiten de liturgie aan gemeenschap wordt gewerkt en contacten worden gelegd.'
Zacheüs: Wat kunnen wij doen om gastvrij te zijn?
'De situatie in Brussel is natuurlijk niet te vergelijken met een plattelandsparochie, waar katholieken met een migratieachtergrond slechts een minderheid vormen. We hoeven niet per se een anderstalige gemeenschap te creëren in iedere stad of dorp. Daar zijn trouwens geen middelen voor. We dienen wel echt aandacht te hebben voor nieuwkomers in onze eigen parochies. Er bestaat een goed repertoire van eenvoudige meertalige liederen die wat kleur kunnen geven aan onze viering en waarmee iedere gemeenschap zich welkom kan voelen.
Voorzie dus een lied en eventueel een lezing in een taal die de ‘nieuwkomers’ kunnen begrijpen. Dat is symbolisch zeggen: ‘Jullie zijn welkom’.
Probeer in een welkomstwoord, hoe beperkt ook, aandacht te hebben voor de anderstaligen. Probeer eventueel een typisch gebaar uit een andere cultuur te integreren, bijvoorbeeld – als er Brazilianen aanwezig zijn - een evangelieprocessie op z’n Braziliaans, met zang en dans, of een verering van het Kerstkind op z’n Portugees. Dit kan bovendien een heel nieuw licht werpen op de eigen beleving van onze liturgie.'
In hetzelfde nummer van Zacheüs (jaargang 31 nr. 3, mei 2018) vind je ook nog:
- In memoriam Mich Leclercq (J. Polfliet)
- Een liturgische catechese bij de communie (L. Bouyer)
- Liturgie vieren in een multiculturele buurt (S. van den Kieboom)
- Van liefde sterven, Het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming (D. Boone)
- De sacramentenpastoraal: een weg om mensen voor te bereiden op het christelijk leven (L.-M. Chauvet)
- Liefde en geloof verbinden, op weg naar een kerkelijk huwelijk (S. Van den Bossche)