Nu we tijdens deze corona-crisis even moeten terugplooien op onszelf, zien we tegelijk veel begrip en solidariteit groeien. Dat blijkt ook in de gevangenis - een plek van permanente lock-down - niet anders te zijn. In verschillende gevangenissen stelden gevangenen zelf voor om mondmaskers te maken.
Gedetineerden willen iets terugdoen voor de maatschappij waar ze op een dag weer deel van zullen uitmaken.
Gevangenen reiken zo de hand naar onze samenleving. Maar reiken wij ook onze hand? Hoe moeilijk is het om een misdadiger van mens tot mens aan te spreken; de misdaad te veroordelen zonder de persoon te veroordelen?
Waarom wilde Jezus dat gevangenen bezocht worden?
Ellen Eeckhout zocht in februari samen met zeven andere IJD'ers uit waarom 'gevangen bezoeken' één van de werken van barmhartigheid is. Ellen ging zingen in de gevangenis van Gent en vertelt ons wat het met haar deed.
“Heb je dan niet zo een beetje schrik om naar de gevangenis te gaan?” “Zie dat ze je daar niet houden, hé!” Het zijn maar enkele van de bezorgde of humoristische opmerkingen die ik kreeg toen ik aan mijn omgeving zei dat ik in februari met enkele jongeren naar de Gentse gevangenis zou trekken om er twee eucharistievieringen – één voor de mannen en één voor de vrouwen – muzikaal op te luisteren. Aangezien het voor mij de tweede keer was dat ik deelnam aan ‘Zingen in de gevangenis’, kon ik deze opmerkingen enigszins kaderen. Hoewel ik moet toegeven dat ik in 2018 – toen ik de eerste keer deelnam – toch ook wel met wat vragen zat. ‘Wie zal ik er ontmoeten? Welke misdaden zouden deze mensen begaan hebben?’ Deze vragen kwamen boven. Het was even sterker dan mezelf. ‘Bestaat dat, gelovige gevangenen? Kan je als persoon zowel geloven als een delict begaan? Hoe gaan zij om met het feit dat er enkele jongeren even komen zingen en straks naar huis mogen? Zijn we in hun ogen geen soort ‘ramptoeristen’ die even een unieke blik achter de schermen krijgen?’ Alle vooroordelen op een rijtje, zo bleek na die eerste ervaring.
Het is zaterdag 15 februari en voor de tweede keer op rij trek ik met IJD naar de gevangenis in Gent. Aan de gevangenispoort probeer ik me voor de geest te halen welke indruk de vorige ‘Zingen in de gevangenis’-ervaring op me naliet. Een overweldigende. Een geruststellende. Een beschaamde. Een dankbare. Tijdens mijn mijmeringen komen ondertussen de eerste jongeren aan, allen enigszins zenuwachtig, niet wetend wat te verwachten. Het is de eerste keer dat ze deelnemen. Herkenbaar.
Met een kleine glimlach kan ik hen geruststellen: “Het wordt een onvergetelijke (kerk)ervaring, beloofd.”
Na de identiteitscontrole – neen, je kan niet zomaar een gevangenis bezoeken – en de nodige veiligheidsmaatregelen, gidste gevangenispastor Elke ons door de gesloten deuren van de gevangenis. Onze jongeren en ikzelf verstilden bij het binnengaan van het cellulaire gedeelte.
Onder de indruk van het impressionante gebouw en de realiteit van het gevangenisleven dat we enkel uit films kenden, trokken we naar de kapel.
Allemaal nog enigszins onwennig klonken de eerste noten, heel stilletjes omdat we nog wat onzeker waren. Maar al na enkele minuten vonden we toch ‘onzen draai’ en sprong een enthousiaste vibe over op elk van ons. Priester Jan kwam binnen: “Zing maar verder, de muziek galmt door de gevangenisgangen, prachtig!”
De eerste viering – voor de mannen – brak aan en de kapel liep vol. Ik kreeg een flashback naar 2018: de verbazingwekkende en toch zeer normale vaststelling dat dit gewone mensen zijn, als jij en ik. Met alle sensationele berichtgeving in de media zou je bijna vergeten – zonder enige misdaad te willen relativeren – dat het hier nog steeds om mensen gaat. Eén voor één kwamen de gedetineerden binnen, gaven priester Jan en gevangenispastor Elke een hartelijk handdruk en kozen een plaatsje. Alle stoelen werden ingenomen – er leeft geloof in de gevangenis! Een vriendelijk knikje, een dankbare handdruk, een voorzichtige ‘hallo’ werden onze richting uitgestuurd. En dan konden we van start gaan: we haalden onze beste zangstem boven en na de eerste strofe vielen ook de gevangenen in, die ondertussen het ritme en de toon beet hadden.
Net voor het Evangelie klonk het ‘Alleluia’. Voor mij persoonlijk het meest aangrijpende moment uit de viering. Een koude rilling liep over mijn armen: met meer dan veertig mensen galmde een oprecht, luid en tegelijk ingetogen ‘Alleluia’ door de kapel en verder door de gevangenisgangen.
Dít is Kerk-zijn. Hier stoppen de vooroordelen, vragen en verschillen. Eén van hart en geest zongen we, allemaal kind van dezelfde God.
Even had ik niet het besef in een gevangenis te zijn, ik bevond me te midden van een levende kerkgemeenschap.
Voor we het wisten – tijdsbesef was er sinds het binnengaan van de gevangenis niet meer – was de vredeswens aangebroken. We draaiden van links naar rechts en schudden handen. “Vrede van de Heer,” zei ik terwijl ik de gedetineerde naast me de hand schudde. Hij glimlachte. Een ongewone en onbeschrijfelijke vreugde hing in die kapel, die zaterdagavond. Een vreugde die ik zelfs niet steeds in de eucharistieviering buiten de gevangenis aantref. De eerste viering liep ten einde en iedereen verliet op zijn beurt de kapel. Mijn buurman sprak me nog snel even aan: “Wat zeggen jullie nu precies als jullie elkaar de handen schudden?” “Vrede van de Heer,” antwoordde ik. “Ik dacht al zoiets, het is de eerste keer dat ik dit meemaak. Het raakte me.” En even spontaan als de man me aansprak, was hij alweer weg. Hij werd terug naar zijn cel begeleid. Ik verstilde bij het idee dat we, twee geraakte zielen naast elkaar, even onder Gods aanblik konden vertoeven, zonder vooroordelen, zonder verschillen, geliefd door dezelfde God.
‘Geraakt’ is het juiste woord. Het hele bezoek, de mensen, de homilie, de samenzang, de hele ervaring had een indruk nagelaten op mijn persoon.
Een soort brandmerk in het hart en ik begreep op dat moment waarom een ‘bezoek aan gevangenen’ een plaats krijgt in de zeven werken van barmhartigheid. Priester Jan Claes verwoordde het die avond tijdens de homilie als geen ander het hem had kunnen voordoen: “We mogen hier allen samen zijn, op een plaats zonder vooroordelen, waar we allen aanvaard worden zoals we zijn. Met onze goede en onze slechte kanten. […] En we worden opgeroepen om meer te doen dan het gewone, dan het noodzakelijke, dan wat van ons verwacht wordt in de geboden. Wetten zijn er om de samenleving mogelijk te maken, ze zijn noodzakelijk. Maar een samenleving die wetten volgt, is daarom nog niet de samenleving die ons werkelijk een thuis biedt. We hebben liefde nodig en we mogen in die overvloed (van liefde) naar elkaar toe leven."
Als Jezus ons een voorbeeld toonde in barmhartigheid, hoe kunnen we dan anders dan Hem daar stap voor stap in volgen?