Zondag 27 november begint de advent en daarmee begint ook een nieuw kerkelijk jaar, het jaar A.
In grote lijnen kan gezegd worden dat in het A-jaar het evangelie van Matteüs centraal staat, in het B-jaar het evangelie van Marcus en in het C-jaar het evangelie van Lucas.
Het evangelie van Johannes is bij stukjes en beetjes vervlochten in elk jaar.
Vanaf de eerste adventszondag mogen we vier weken lang hoop koesteren en uitkijken naar Kerstmis, naar het licht van het Kerstkind en naar God die ons nabij zal komen. Na twee corona-adventen mogen we opnieuw met onze gemeenschap dankbaar en hoopvol samen vieren.
In deze donkerste dagen van het jaar willen we beetje bij beetje meer licht brengen. In de duisternis is één vonkje, één sprankeltje licht voldoende om die duisternis te verdrijven. Jezus wil dat licht voor ons zijn, zijn boodschap is het vonkje vuur dat ons wegleidt uit de duisternis.
Elke zondag steken we een kaars aan op de adventskrans. Het licht zal ons de weg wijzen naar een betere wereld. Het maakt ons wakker voor wat er om ons heen gebeurt en het helpt ons om een licht en wegwijzer te zijn voor anderen. Als we ons met het licht in ons leven verbinden, zal de duisternis niet overwinnen, maar zal dat kleine lichtje de hoop voor een leven in liefde doen toenemen.
God van liefde en nieuw leven,
Gijkomt hier aanwezig in ons midden
Schenk ons een open hart en open handen
Om naar anderen toe te gaan,
Te luisteren naar hun verhalen
En te genieten van hun vriendschap.
Schenk ons een gastvrij hart,
Een hart dat kan bewonderen zonder te bezitten
En kan bidden zonder woorden.
Maak ons gevoelig voor ieder teken
Van uw liefde en trouw,
Nu Gij met ons wilt zijn
In Jezus Christus,
Zoon van mensen en Zoon van U
Amen