EVANGELIE
Lucas 2, 22-39 (Uit ‘Bijbel in 1000 seconden’ - Copyright: C. Leterme)
Toen het kindje van Maria een week oud was, noemden Maria en Jozef het Jezus.
Dat was de naam die de engel gaf nog voor Hij geboren werd.
Dan ging Maria samen met Jozef en Jezus naar de tempel in Jeruzalem om Jezus op te dragen aan God, en om een koppel jonge duiven te offeren.
In Jeruzalem woonde toen een zekere Simeon, een rechtvaardig en gelovig man.
Hij keek uit naar de tijd dat God een betere tijd zal geven aan zijn volk.
De heilige Geest was dicht bij hem en zei: ‘Je zult niet sterven voor je de Messias zult zien.’
Simeon ging naar de tempel.
Wanneer hij Jozef en Maria met Jezus zag aankomen, ging hij ernaartoe, nam Jezus in zijn armen en loofde God met de woorden: ‘Laat mij nu in vrede sterven, want ik heb met mijn eigen ogen gezien wie de mensen zal redden. Hij zal een licht zijn voor iedereen.’
Jozef en Maria waren verbaasd over wat hij van Jezus zei. Simeon zegende hen en zei tegen Maria: ‘Niet iedereen zal later akkoord gaan met Jezus.
Hij zal mensen doen vallen, maar ook veel mensen doen opstaan.
En je zult verdriet kennen dat als een zwaard door je hart zal gaan.
In de tempel was ook Hanna, een profetes.
Ze was al vierentachtig jaar oud.
Haar man stierf toen ze zeven jaar getrouwd waren.
Ze was altijd in de tempel.
Daar diende ze God dag en nacht met vasten en bidden.
Ze ging naar Jozef, Maria en Jezus.
Toen ze Jezus zag, loofde ze God.
En met iedereen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtte, sprak ze over de jongen
Toen Jozef en Maria gedaan hadden wat de wet van God vroeg, keerden ze terug naar huis, naar Nazaret in Galilea.
De jongen groeide op en werd sterk en wijs, omdat God bij Hem was.