Droomde u er als kind ook wel eens van een superheld te zijn? Wat een fantastische illusie was dat. In het diepst van onze gedachten konden we vliegen, waren we zo sterk als Hercules, verplaatsten we met één vinger een vrachtwagen of een vliegdekschip. Omdat ik niet zo graag naar school ging, fantaseerde ik wel eens dat ik het schoolgebouw naar de maan kon verplaatsen. Weg school, leve de vrijheid.
Zo zit het echte leven niet in elkaar. Gelukkig maar, want die vervelende school is achteraf toch nuttig gebleken. Hoe had ik dit stuk moeten maken als ik niet had leren schrijven? De juf en de meester droegen weliswaar geen cape, maar waren de juiste helden op de juiste plaats.
Niettemin was wegdromen aangenaam. Hele generaties groeiden op met stripverhalen, televisiereeksen en bioscoopfilms over stoere kerels – het waren zelden vrouwen – die het met spectaculaire superkrachten opnamen tegen booswichten die onze planeet wilden veroveren of vernietigen.
De goeden tegen de slechten, simpeler kon niet. En aan het einde wonnen de goeden.
Ons Dossier is vandaag volledig gewijd aan het fenomeen van de superhelden. Het oudste exemplaar, Superman, viert namelijk zijn tachtigste verjaardag. Tijdens de crisis van de jaren 1930, en daarna tijdens de oorlog en de wederopbouw, spraken superhelden tot de verbeelding. Ze lieten mensen dromen van bovennatuurlijke krachtpatsers die alle problemen met een vingerknip konden oplossen. Ook tijdens de Koude Oorlog waren Amerikaanse superhelden een geruststellende fantasie tegenover de gevaarlijke communisten.
Een wereldse versie van Christus
Pas later werden de superhelden wat menselijker, bleken ze ook hun twijfels en gebreken te hebben. We kregen al eens een glimp van hun duistere kantjes te zien. De Britse stripauteurs Alan Moore en Dave In onze samenleving lopen meer helden rond dan in alle strips en films samen Gibbons legden daartoe al in de jaren 1980 de basis met hun onvolprezen striproman Watchmen, die doordrongen is van ethische vragen omtrent superhelden.
In ons Dossier gaan we nog een stapje verder. Cultuurtheoloog Frank Bosman legt een verband tussen superhelden en de joods-christelijke traditie. Hij stelt onder meer dat figuren als Superman een soort wereldse versie zijn van Christus. Die analyse snijdt beslist hout. Superman is door zijn vader naar de aarde gezonden, leidt aanvankelijk een onopvallend leven, om zich vervolgens te ontpoppen tot de redder van de wereld. Weliswaar zonder enige religieuze bijklank.
Tegelijk ziet Bosman ook een fundamenteel verschil. De superheld is finaal individualistisch, terwijl Christus juist een verbintenis met anderen aanging. Zijn Kerk is geen eenmanszaak, ze is een gemeenschap van meer dan een miljard mensen wereldwijd.
Superman brengt verlossing door zijn hoogstpersoonlijke acties, het christendom brengt verlossing door de verbondenheid met God en met de medemens.
De superheld blijft natuurlijk wat hij altijd al was, een fantasie. Heldhaftigheid in het echte leven is minder spectaculair, maar veel fundamenteler. Echte helden staan niet in het middelpunt van de belangstelling. Ze gaan onopvallend te werk. Getuigen zijn zelden helden, echte helden getuigen zelden, zingt Herman van Veen. Echte helden worden niet gedreven door een hang naar aandacht, maar door bekommernis om de ander. Ze zijn gedreven door een overtuiging die groter is dan hun eigen ego.
In onze samenleving lopen meer helden rond dan in alle strips en films samen. Echte helden halen het witte doek niet, maar spelen wel een rol van betekenis in ons leven. Misschien moet u zich even afvragen wie uw echte helden zijn. Zoek het vooral niet te ver.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.