Heeft onze hectische samenleving nog tijd en aandacht voor literatuur en poëzie?
Maarten Inghels • Poëzie staat inderdaad haaks op onze prestatiegerichte maatschappij, terwijl kunst in het algemeen en poëzie in het bijzonder een van de meest nutteloze dingen is of lijkt. Ik blijf in elk geval proberen het dagelijkse leven te vertragen en te onderbreken, door mensen op een onverwachte manier te confronteren met een gedicht en hen aan het denken te zetten.
In 2009 startte ik het project De eenzame uitvaart, om wie eenzaam sterft een waardige begrafenis te geven. Inmiddels werkt een dertiental dichters mee.
Als dichter zijn we als het ware een afgevaardigde van de stad met een laatste woord uit respect en solidariteit met de overledene.
Dat woord spreken we uit in het ijle. Toehoorders zijn er immers niet. Het lijkt het meest nutteloze dat er is, terwijl het voor mij inmiddels een van de meest nuttige bezigheden is geworden. Hier voelde ik voor het eerst dat poëzie een rol van betekenis kan spelen.
U werkt in uw gedichten vaak visueel, met verschillende lettertypes en zelfs foto’s, en u trekt er ook de wereld mee in. Waarom?
Maarten Inghels • Moet je als stadsdichter op gezette tijden een klassiek gedicht van enkele versregels afleveren? Of moet je meer doen? Niemand is erbij gebaat dat je enkel je stad bezingt. Poëzie mag wel degelijk kwesties benoemen. Daarom experimenteer ik volop, bijvoorbeeld door versregels te zaaien.
De meest uitgesponnen vorm is mijn zevende stadsgedicht, Ik volg de rivier, ik ben de rivier, over de Schelde. Wist je dat Antwerpen de helft van de bron bezit? Wat doet de stad daarmee? Volgt ze het wel en wee van de rivier? En wat als ik de Schelde letterlijk volg en daarover verslag uitbreng? Een tocht van elf dagen en 284 kilometer werd een gedicht van 5.500 woorden en 64 bladzijden. Meer nog dan een gedicht werd mijn experiment een pelgrimstocht. Onderweg riepen wielrenners me schertsend na: Op weg naar Compostela?
En ja, gaandeweg kreeg mijn tocht wel iets van een hedendaagse pelgrimage.
De route langs de rivier werd een tocht naar mezelf. Het gaat over mijn dromen en mijn angsten. Over het loskoppelen van je lichaam, dat de cadans van het stappen volgt, en je geest, die afdwaalt en elders toeft. Het is een vorm van reflecteren over eenzaamheid en over de onzichtbaarheid die je bereikt als je opgaat in je omgeving. Daarom begint elke paragraaf niet met de Schelde, maar met ik.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.