Aandachtige lezers van Kerk & leven weten dat ze op bladzijden 16 en 17 nieuws en reportages uit hun eigen bisdom vinden. Ook daar verschijnen wekelijks boeiende artikels over mensen die, geïnspireerd door hun geloof of door hun idealen, zich inzetten voor de gemeenschap en de medemens. Als u graag ontdekt welke verhalen in andere bisdommen dan het uwe verschijnen, dan moet u eens gaan kijken op www.kerkenleven.be. Als abonnee krijgt u – na eenmalige registratie – onbeperkt toegang tot alle artikels. Registeren kan hier.
Vandaag vindt u daar bijvoorbeeld de getuigenis van Filip Lesy, een ziekenhuispastor uit Izegem. Vooral de passage waarin hij de evolutie van zijn godsbeeld beschrijft, is bijzonder de moeite waard. In een levensfase waarin hij kampte met grote problemen bad hij aanvankelijk: „Wat moet ik nog voor U doen eer Gij mij helpt?” Die manier van bidden duidt hij nu als volgt: „Eerlijk gezegd vond ik toen nog dat ik recht had op Gods steun. Ik was gelovig en werkte voor de Kerk. Wat kon ik nog meer doen?”
Later veranderde echter zijn godsbeeld: „Zo werkt het natuurlijk niet. Want indien God me een voorkeursbehandeling zou geven omdat ik gelovig ben en voor Hem ‘werk’, is Hij niet langer rechtvaardig, maar een God van ‘eigen volk eerst’. Stilaan veranderde mijn gebed van vloeken en smeken naar overgave en vertrouwen. Gaandeweg zocht ik God niet langer in het kamp waar de klappen werden uitgedeeld, maar daar waar ze worden opgevangen. Roeping is voor mij vandaag zo goed mogelijk omgaan met wat je overkomt en voor anderen een vindplaats van God proberen te zijn.”
Wat een mooie omkering in de manier waarop we naar God kunnen kijken. We zijn inderdaad allen wel eens geneigd om ons God toe te eigenen. Zeker wanneer we het gevoel koesteren dat we zelf veel voor God doen, verwachten we dat God ons wel meer zal gunnen dan een ander. Lesy wijst ons erop dat die redenering fout is en dat we juist geroepen zijn om zelf God aanwezig te brengen in het leven van anderen.
Geloof en liefde hebben met elkaar gemeen dat ze op hun mooist zijn wanneer ze onvoorwaardelijk zijn.
Daarom trokken we deze week in ons Dossier naar andere geloofsgemeenschappen en religies. Als God niet ons bezit is, moet Hij ook bij anderen aanwezig zijn en moeten we Hem ook daar aan het werk kunnen zien. Dat blijkt te kloppen. Ook vanuit andere levensbeschouwingen zetten mensen zich liefdevol in voor hun naasten. Zo ontdekken we bijvoorbeeld dat ook moslims zich inzetten voor palliatieve zorg of dat boeddhisten de zorg voor daklozen op zich nemen. En mensen die niet gelovig zijn? Ook zij zijn solidair met medemensen. Uiteraard, wat hadden we anders verwacht?
Wij stoppen mensen graag in vakjes, maar voor God zijn we allen zijn kinderen. „Er is nu geen sprake meer van jood of heiden”, schreef Paulus al in zijn brief aan de Galaten. „Allen tezamen vormt gij één persoon in Christus Jezus.” Het christendom denkt dus niet in termen van volkeren, culturen of religies, maar ziet de mensheid als één geheel. Precies door te beseffen dat God werkzaam is in alle mensen, groeit dat universele besef.
Heeft het dan geen belang meer om zelf christen of katholiek te zijn? Natuurlijk wel, dat is immers ons concrete geloof, dat ons dichter bij die liefdevolle God brengt. Ook Paulus was overtuigd christen. We hoeven niet te verwerpen wie we zelf zijn om de ander te erkennen. Zo werkt ook de katholieke dialoogschool: weten wie we zelf zijn en juist daarom openstaan voor anderen.
Niemand mag zich eigenaar van God wanen, maar we zijn wel uitgenodigd om – met de woorden van Filip Lesy – „een vindplaats van God te zijn”.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.