Op 24 oktober organiseerde het Interdiocesaan Pastoraal Beraad, samen met het Academisch Centrum voor Praktische Theologie aan de KU Leuven, de studiedag Levende geloofsgemeenschappen in Vlaanderen. Tussen droom en werkelijkheid. Daar stelde het IPB de resultaten voor van een onderzoek van twee jaar naar levende geloofsgemeenschappen in Vlaanderen.
Aanleiding voor het onderzoek was de almaar belangrijkere plaats van het begrip ‘levende geloofsgemeenschappen’ in het discours over kerkopbouw, zegt projectmedewerker Bert Slechten. Het IPB wilde niet blijven steken in theoretische beschouwingen. We gingen na of gelovigen hun eigen geloofsgemeenschap als levendig ervaren en wat zij zelf belangrijk vinden om van levendigheid te kunnen spreken.
Vooral sterk geëngageerde gelovigen
Meer dan duizend gelovigen vulden de enquête van het IPB in, online of op papier. Van hen antwoordden 793 op voldoende vragen en die deelnames werden weerhouden voor verdere analyse. De meerderheid van de respondenten (548) behoort tot een territoriale geloofsgemeenschap (parochie, federatie) en het gaat vooral om sterk geëngageerde gelovigen. Zowat de helft is tussen veertig en zestig jaar oud. Eén op de vijf is jonger.
We hadden geen budget voor een uitgebreide advertentiecampagne dus zijn die cijfers een fraaie respons, meent Slechten. Voor zware sociologische besluiten is dit staal natuurlijk te klein, maar het biedt zeker een goed beeld van wat er leeft.
Geen groot aantal leden nodig
Het onderzoek lijkt alvast te bevestigen dat er in de Kerk in Vlaanderen nog altijd wat leeft. Van de 793 respondenten bestempelen er 603 hun geloofsgemeenschap als levend, waarvan meer dan de helft (345) zelfs als sterk levend. De meeste van die gemeenschappen tellen vijftig tot honderd leden. Ook al worden we als Kerk kleiner, de omvang van die groepen vind ik toch respectabel, zegt IPB-voorzitter Josian Caproens. Als Kerk kunnen we dus best nog wat betekenen in de samenleving.
Om van een levendige gemeenschap te kunnen spreken, heb je volgens de respondenten echter geen groot aantal leden nodig. Belangrijker is dat er voldoende jonge mensen behoren tot de groep, dat de leden zich actief betrokken weten, samenhangen en elkaar bemoedigen.
De sfeer wordt dan ook als van grotere betekenis ervaren dan het feit of die gemeenschap dicht bij iemands deur samenkomt, al overlappen die twee doorgaans.
De respondenten vinden gemeenschapsvorming rond een gedeelde spiritualiteit duidelijk cruciaal, zegt Caproens. Ze zoeken in onze geseculariseerde samenleving bondgenoten in levensovertuiging en wensen een gemeenschap die geloofsverdieping aanbiedt. Ze willen zich niet opsluiten in hun geloofsgemeenschap. Vanuit de herbronning van hun christelijke identiteit verlangen ze deel te nemen aan het maatschappelijke leven en debat.
Spanning tussen gehoorzaamheid en eigen inbreng
Ook liturgie en sacramenten blijken een belangrijk criterium om van levendigheid te kunnen spreken. Niet-territoriale groepen, zoals basisgroepen, die in de regel geen initiatiesacramenten kunnen bedienen, geven aan dat ze dat graag zouden kunnen. Opmerkelijk is dat gelovigen eucharistie en gebedsvieringen niet beschouwen als zomaar inwisselbaar en dat ze de eucharistie nog altijd belangrijk vinden. Tegelijk ervaren de respondenten een spanning tussen gehoorzaamheid aan de voorschriften en eigen inbreng in de liturgie, al zoeken de meesten een leefbaar evenwicht.
Het IPB zal de resultaten van het onderzoek nu omvormen tot adviezen voor het beleid. De belangrijkste conclusie is wellicht dat het beleid vooral moet inspelen op de noden van de gemeenschappen, zegt Caproens. Er is heel wat diversiteit op het terrein en elke groep heeft zijn eigen noden. Tegelijk moeten we kijken naar hoe gemeenschappen elkaar kunnen ondersteunen.
Doe hier inspiratie op over levende gemeenschappen
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.