Ze staan bekend als CRAB's of 'crabbers', de ongeveer 300.000 jongens en mannen tussen de 16 en de 35 jaar die aan het begin van WOII opgeroepen werden, naar de Centres de Recrutement de l'Armée Belge, de recruteringscentra van het leger.
Het werd voortdurend op de radio herhaald dat we ons naar Poperinge moesten begeven om daar geregistreerd te worden en naar Frankrijk te marcheren voor militaire opleiding, herinnert J. Van der Meeren (91) zich.
Mijn twee broers en ik trokken dus te voet naar Poperinge. J. Van der Meeren
In Merksem liep de politie rond met de mededeling dat mannen zich in Roeselare moesten latern inschrijven. Ik herinner mij het ontdane gezicht van mijn moeder en de radeloze blik van mijn vader die 4 lange jaren aan de IJzer gevochten had, schrijft Felix Verbruggen. Mijn broer en ik kregen wat geld en mondvoorraad en we trokken naar het chirolokaal. De proost bracht de chirojongens die moesten vertrekken samen en zegende wenend elke jongen.
Van deur tot deur
José Raymaekers (91) zat op school in Leuven. Met medestudenten, paters en novicen trok hij eerst naar Brussel. Maar 's woendags kwam de politie van deur tot deur het bevel geven dat alle mannen vanaf 16 tot 35 jaar zich naar Roeselare moesten begeven.
Naar Eeklo, naar Poperinge: het was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het leger had absolute voorrang, weet J. Van der Meeren. Alleen de kleine wegen waren toegelaten en die waren dus zeer vlug overrompeld door opgeroepenen' zoals wij en door honderdduizenden vluchtelingen vanuit Limburg en van naderbij.
Vuile praat
Tussen Hillegem en Kortrijk moeten we de grote banen verlaten en langs slechte en moeilijke wegen gaan, noteerde Jan De Pauw (nu 93) op zaterdag 18 mei in zijn dagboek. De Pauw was 18 en vertrok vanuit Merchtem.
Ik moest mijn schoenen laten lappen. Jan De Pauw (93)
Felix Verbruggen kon wel een plekje op een trein versieren. De trein richting Roeselare was vol jonge mannen. Voor ons, jongens uit een beschermd milieu, was het een harde leerschool. Het was een schok de 'vuile praat' van sommige jongens aan te horen.
Maaltijd en bed
Onderweg werken sommige jongens in ruil voor wat eten en een dak boven hun hoofd. Bij het gezin Degezelle werden we goed opgevangen. We hielpen de boer zijn jonge bieten te 'placeren' - zo heette het werk van uitdunnen opdat er één biet groot en sterk kon uitgroeien, zegt J. Van der Meeren.
Felix Verbruggen sliep een nacht op een biljarttafel in een café, anderen hebben het geluk een religieus in hun gezelschap te tellen en trekken van klooster naar klooster.
Nooit aangekomen
Weinig komen echt ergens aan. Sommigen blijven in België steken. De tocht van J. Van der Meeren eindigt bijvoorbeeld bij een hoofdonderwijzer in Heule bij Kortrijk. Jan De Pauw krijgt ergens onderweg de raad om naar Veurne te trekken.
Daar worden wij van Pontius naar Pilatus gestuurd, met beloften overladen. Jan De Pauw (93)
Een dag later, op woensdag 22 mei, beschrijft De Pauw in zijn dagboek een poging om eerst bij de politie en dan bij het stadhuis informatie te krijgen. Men schrijf't op 't bord: 'Alle jonge mannen van 16 tot 45 moeten van de militaire overheid naar hun haardstede terugkeren.' Een gemommel steeg op tussen de menigte. Ieder is 't beu met zijn voeten nog langer te laten spelen. Dit bericht is pas een paar uur geschreven of er wordt bijgevoegd: 'alle mannen in het onbezette gebied'.
Heel wat anderen komen dan weer in Zuid-Frankrijk terecht. Via een bewogen treinreis, die meer dan een week zou duren, zegt José Raymaekers. Het was zo mooi en warm weer en de trein reed zo langzaam, dat ik tijdens de dag altijd in de deuropening van de wagon zat met mijn voeten op de bovenste treeplank.
Bommen en vliegtuigen
Heel wat jongens maakten onderweg ook voor het eerst kennis met oorlogsgeweld. Amper een tiental kilometer van huis zaten we pardoes in een Duitse luchtaanval op een Engels kantonnement en doken we voor het eerst holderdebolder een droge gracht in, vertelt J. Van der Meeren.
José Raymaekers zal nooit vergeten wat hij boven een veld vlakbij Doornik zag. Boven ons hoofd ontstond een geweldig luchtgevecht tussen Belgische (misschien Franse?) en Duitse jachtvliegtuigen. De Duitser werd getroffen en stortte dicht bij ons neer, brandend.
Ik weet nog dat ik van pure ontzetting juichte, hoewel ik nog niet wist van welke nationaliteit het vliegtuig was. José Raymaekers
Jan De Pauw ziet op vrijdag 24 mei dan weer zes Duitse vliegtuigen opduiken boven Oostende. Geen afweergeschut gaat in werking. Ieder vlucht. De Duitsers hebben vrij spel en bombarderen heftig op 100 meter van ons hospitaal.
Gruwel en diefstal
Grote rookwolken stijgen op, gaat hij verder in zijn dagboek. Er heerst grote paniek en schrik onder het volk. Er zijn vele gekwetsten, 't is afgrijselijk om te zien, niemand wordt gespaard.
Nadien blijkt de chaos in Oostende pas echt compleet. Een man maakte zich bekend als sergeant van het Belgisch leger, herinnert Felix Verbruggen zich. Toen wij terug kwamen was hij er met onze schamele bezittingen vandoor. Van een vrouw die het voetpad aan het poetsen was, kregen we brood te eten.
Huiswaarts
De meeste jongens die in België bleven, keren vlak na de capitulatie terug. Felix Verbruggen vindt bijvoorbeeld ergens een fiets en rijdt zo terug naar Antwerpen. Het verblijf in Frankrijk duurt voor sommigen, zoals José Raymaekers, echter meerdere maanden. Eind augustus is Raymaekers terug thuis.
Het was een hartroerend weerzien, besluit hij. Gedurende vier maanden hadden we van elkaar niets gehoord of vernomen, we wisten niet wie de oorlog levend was doorgekomen en wie niet. Mar nu was de meest bewogen periode in mijn leven voorbij.