Koos u daarom voor godsdienstwetenschappen?
Martijn Steegen • Dat speelde zeker mee. Ik volgde de vorming theologie in het pastoraal centrum in Kiewit, vanaf mijn zeventiende. Priester Jaak Hermans, die de parochie verliet om ziekenhuispastor te worden in Genk, inspireerde me ook.
Mijn favoriete studiedomeinen waren niet toevallig Bijbel, ethiek en pastoraal. Hoewel het niet in mijn hoofd zat, maakte ik na aandringen van Gilbert Van Belle toch een doctoraat over het evangelie van Johannes.
Wat me vooral boeit, is hoe verhalen werken. Waar zit de betekenis van een Bijbelverhaal? Is die gedicteerd door God, of is die dynamisch? Voor mij is het dat laatste.
Een verhaal betekent maar iets als er een lezer is.
Dat trekt me zo aan in de zorgpastoraal, waar ik in dialoog wil gaan om aansluiting te zoeken bij zinvragen.
En toch nam u nog een omweg langs het vormingswerk?
Martijn Steegen • Tijdens mijn doctoraat zat ik vier jaar lang alleen in een bibliotheek. Ik voelde me geïsoleerd en wilde in de wereld gaan staan. Het CCV bood me de kans mijn kennis te delen.
In de universitaire parochie in Leuven begeleidde ik ook al Bijbelgroepen. Ik doe graag aan geloofsvorming. De vragen van andere zoekers zijn ook mijn vragen.
Ik vind voldoening als mensen hun eigen leven laten raken en er diepgaande gesprekken ontstaan.
Pastoraal gaat daar helemaal over, maar dat was op dat moment de wereld van mijn vrouw Ine, die pastor was in Gasthuisberg. Ik wilde niet zomaar inbreken in haar terrein.
Maar na de geboorte van onze dochter Heloïse ging ze halftijds werken in een regionaal ziekenhuis in Sint-Truiden. Zij suggereerde zelf om me kandidaat te stellen als hoofdpastor: echt iets voor jou. Inmiddels hebben we een tweede dochter, Ellenore, en werkt Ine in een psychiatrisch verzorgingscentrum in Tienen.
Hoe moeilijk is het om zonder ervaring hoofdpastor te worden en een team te leiden?
Martijn Steegen • Gasthuisberg was geen onbekend terrein. Via Ine kende ik het team en vice versa. Ik deed hier ook twee jaar vrijwilligerswerk, op zondag de communie rondbrengen. De meesten van onze zeventig vrijwilligers had ik al ontmoet. Dat gaf vertrouwen.
Ik volg nu, zoals iedereen, een inwerkstage van zes maanden, begeleid door twee van onze elf teamleden en de verpleegkundig directeur. Zelf probeer ik een levenshouding van nabijheid in te brengen. Mensen mogen me zo goed als alles vragen.
Welke eigen accenten wilt u leggen?
Martijn Steegen • De vraag is hoe we ons als pastors definiëren. Vertrekken we vanuit een soort vloeibare identiteit, die we volgens de omstandigheden telkens aanpassen? Of vanuit een sterke christelijke identiteit, open voor iedereen, maar waarbij patiënten precies weten wie we zijn en waar we voor staan?
Dat denkproces moet nu gebeuren. Het valt op dat we als pastor met open armen en veel respect worden ontvangen, bij collega-hulpverleners en patiënten.
Ik had in de context van vandaag rekening gehouden met weerstand, maar die ervaar ik tot nu toe nauwelijks.
Uw vrouw is ook pastor. Hoe vermijden jullie jullie zorgen mee naar huis te nemen?
Martijn Steegen • In mijn eerste week stage nam Mieke Polfliet, mijn begeleidster, me mee naar het mortuarium. Daar lagen vier mensen opgebaard, elk met een eigen verhaal. Dat maakt indruk. Tijdens het weekend liet het me niet los.
Het is een zegen om dan met mijn vrouw te kunnen praten over wat ik meemaak en het een plaats te geven.
Privé en werk kun je niet helemaal scheiden, pastor kun je maar zijn met de inzet van je hele persoon. Daar gaat zingeving net over, maar dat mag je niet verlammen.
Ik kom ’s avonds in het ziekenhuis tot rust in onze kapel, neem dan de trein en wen weer aan de buitenwereld. ’s Avonds puzzelen met de ene dochter, een verhaaltje lezen voor de andere... Een jong gezin helpt om tot rust te komen.