Hanna heet hij, het arabische-christelijke equivalent van Jan of Johannes, en hij komt net buiten bij de dokter in dit medische-sociale centrum van Caritas Libanon. Hanna woont niet hier, in Rayfoun, maar nog een heel stuk verder naar het noorden. Hij is appelboer in de bergen, een streek waar vooral maronnitische christenen wonen.
Straks is het oogstijd, zegt hij. Hanna is 76 en heeft geen kinderen, dus een ander inkomen dan dat uit zijn land en zijn bomen hebben hij en zijn echtgenote niet. En een ziekteverzekering dus evenmin, net als ongeveer een derde van de Libanese bevolking. Met zijn suikerziekte en zijn hoge bloeddruk kan hij enkel hier terecht, in een wachtkamer die de laatste jaren ook steeds meer vluchtelingen ontvangt, vooral uit Syrië, soms ook uit Irak.
Rancune is nutteloos
Maar neen, de Syrische crisis tast de service hier niet aan, vindt Hanna. Iedereen wacht gewoon beleefd op zijn beurt, zegt hij. En trouwens, we zijn allemaal schepselen van God.
Het is niet onze taak om de rekening te maken van anderen, zeker niet van mensen die ver van huis zijn. Hanna
Maar wat dan met herinneringen aan die eerdere oorlog? Tijdens en na de Libanese burgeroorlog, tussen 1976 en 2005, was Syrië hier militair aanwezig. Natuurlijk is er nog angst in sommige streken en het religieuze evenwicht is fragiel, zegt Hanna. Die oorlog is echter voorbij. Kwaad dient niet met kwaad vergolden te worden en rancune is nutteloos.
Je moet politiek niet met mensen verwarren, besluit hij, de appelboer. Je laat het verleden beter vervagen door goed te handelen.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.