Aan alle dingen komt een eind. Sommige volkswijsheden zijn zo waar dat we er nauwelijks nog bij stilstaan. We zijn het immers gewend dat er elke dag wel aan iets een einde komt. De zomer liep ten einde, een fijne vakantie is nog slechts een herinnering. Een bijzonder moment, een heuglijk feest, een goed gesprek, een buitengewone ervaring, een boeiende ontmoeting. Alles gaat voorbij. Finaal eindigt ook elke dag. Het leven heeft geen pauzetoets, hoe graag we die soms zouden willen.
Dat hoeft niet erg te zijn, want dagelijks begint er iets nieuws.
Na de nacht is er weer een dag, met nieuwe ontmoetingen, nog meer mensen, steeds weer kansen.
Heel anders wordt het echter wanneer het leven ten einde loopt. Dat valt dat ons zwaar. Elk overlijden brengt gemis en verdriet, heimwee naar iemand die zomaar uit ons leven verdwijnt. Bovendien confronteert elk overlijden ons met onze eigen onafwendbare eindigheid.
Zij die ons voorafgingen
Allerheiligen en Allerzielen zijn jaarlijkse ankerpunten in onze omgang met eindigheid en afscheid. We herdenken en eren hen die ons voorafgingen. Niet toevallig doen we dat in de herfst, wanneer we afscheid nemen van een deel van de natuur en het zomerlicht inruilen voor de duisternis van de winter. Die katholieke hoogdagen werden vele eeuwen geleden geënt op oudere, heidense gebruiken. Het besef van dood en afscheid is zo oud als de mensheid.
Als christenen hechten we vooral belang aan de manier waarop we omgaan met het levenseinde.
Wij beschouwen de dood niet als het definitieve einde.
De oneindige duisternis heeft geen plaats in ons geloof. Dat belet natuurlijk niet dat sterven ook voor een christen afscheid nemen is.
Keuzes
Wanneer het einde nadert, rest ons in dit leven enkel nog de vraag wat echt van tel was. Niet de kleren die we droegen, de auto waarmee we reden, het huis dat we bouwden of de voetbalploeg waarvoor we supporterden zijn bepalend in de achteruitkijkspiegel van het leven. Wel de mens die we waren, de naasten die ons dierbaar waren, het lief en leed dat we deelden.
Wat telt, is de overtuiging die ons kompas was, het geloof dat ons de weg wees.
De keuzes die we maakten, het goede dat we deden, de kinderen die we op de wereld zetten of op weg hielpen, het verschil dat we voor iemand konden betekenen, de morele erfenis die ons overleeft.
Dat is wat we vandaag ook leren in het Klapstoel-interview met Hilde Ingels. Voor de vzw Amfora voert ze gesprekken met mensen die weten dat hun einde nadert. Daarbij wordt resoluut scherp gesteld op de essentie. 'Niet hun levensverhaal van de wieg tot nu, maar wat ze, vaak met hun laatste krachten, als wezenlijke kern willen vertellen over hun leven.' Die wezenlijke kern, dat is wat ons finaal rest, als al het andere ballast wordt die we niet langer willen of kunnen meezeulen.
Risico
Op de keper beschouwd is liefde de essentie van ons leven. De liefde is de ruggengraat van het christendom. Zonder liefde zakt ons geloof in elkaar. Dat is ook de boodschap die we aanstaande zondag te horen krijgen in het evangelie. Jezus vervangt alle wetten door een dubbel liefdesgebod.
Bemin God en bemin de mens, zo eenvoudig kunnen we zijn boodschap samenvatten.
Die liefde is zo veel grootser dan de dood. In ons laatste uur zullen we ons niet afvragen of we voldoende werkten en zwoegden, of we de juiste tv-programma’s zagen, of we de hipste schoenen droegen. De vraag die aan het einde overblijft luidt: hebben we genoeg bemind? Nooit stierf een mens die vond dat hij te veel had liefgehad. Het tegendeel is wel een risico. Een risico dat niemand van ons hoeft te lopen.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.