Waar en wanneer is die interesse voor het fietsen gegroeid?
Als jongste van zeven kinderen groeide ik op in Grobbendonk, de gemeente van oude wielergoden zoals Rik Van Looy en Herman Van Springel. Mijn vader volgde met veel interesse de wielerkoersen en zelf reed ik elke dag met de fiets naar het college. Als kind was ik reeds astmatisch en elke dag in de gezonde buitenlucht fietsen is dan erg heilzaam. Ik was 19 jaar toen ik met een vriend, Louis, voor de eerste maal heen en terug naar Lourdes fietste – op een gewone fiets! Later heb ik die rit nog 6 maal overgedaan – wel met een koersfiets! Tijdens mijn seminariejaren viel ik wel wat uit de toon: mijn vrienden reden in fietstenue, ik in mijn soutane! Eens priester gewijd kwam ik terecht in Londerzeel als onderpastoor. Ik bleef er vijf jaar en in die periode kocht ik mijn eerste echte rennersfiets.
Deed u ooit mee aan ‘echte’ wielerkoersen?
Als lid van de “Wielrennersbond van Ambachten” nam ik deel aan 7 koersen voor liefhebbers, vooral in Tremelo, maar ik herinner me ook nog wedstrijden in Limburg en Boortmeerbeek. Gewonnen heb ik niet maar ik bereikte steeds de eindmeet want ‘opgeven’ stond niet in mijn woordenboek!
Waarschijnlijk moest er toch ook getraind worden voor zo’n wielerwedstrijden?
Als je graag fietst, is trainen geen probleem. Het gebeurde meermaals dat ik samen met vrienden met de auto naar Frankrijk trok om daar per fiets één of andere berg te beklimmen en nadien direct naar huis terug te keren. Zo beklommen we al de beruchte cols van de Tour de France waaronder de Mont Ventoux (3 x) en de Tourmalet (7 x). Ik heb ook meermaals met Herman Van Springel getraind.
In 1971 – ik was toen al enkele jaren onderpastoor in de Sint-Pietersparochie in Mechelen – was ik één van de drie stichtende leden van de afdeling fietstoeristen van wielerclub “De Dijlespurters”. We vergaderden toen in het nog steeds bekende café ‘De Hanenkeef’ in de Keizerstraat.
Later kwamen de fietsvrienden van Mechelen én van Muizen jarenlang elke zaterdagmiddag om 13 u samen aan de kerk te Muizen voor een tochtje van ongeveer 70km; 40/u. fietsen was dan geen uitzondering. Na de rit mocht er uiteraard een pint gedronken worden en zo ontstonden er jarenlange vriendschappen.
“Jempi Mon-curé wordt pastoor te Muizen” was de titel in de krant van 14 december 1978.
Ja, inderdaad, op 7 januari 1979 werd ik pastoor van de Muizense Sint-Lambertusparochie. Ken je oud-wereldkampioen Jempi Monséré nog? Toen ik in Muizen kwam wonen, heeft iemand me de bijnaam “Jempi Mon-curé” gegeven.
En toen moesten de verre tochten nog komen….
Over vele jaren fietsten we verschillende keren (7 in totaal) naar Lourdes. Om de prijs een beetje te drukken, zorgde ik ervoor dat we gratis konden overnachten bij priesters of in kloosters. Ik trok dan wel mijn priesterhemd met boord aan in plaats van mijn wielertrui voor ik aanbelde om te vragen naar een slaapplaats.
Op 4 augustus 1980 vertrok ik met 4 fietsvrienden (Jos Schroeyens, Louis Vluymans, Maurice De Bock en Karel Thielemans) naar Rome. Een tocht van om en bij de 1700 km over berg en dal en dat in 8 dagen tijd. Ook toen haalden we de krant want “het gebeurt niet alle dagen dat een pastoor zo’n sportieve onderneming aandurft, ook al leidt de weg naar Rome”!
Een jaar later realiseerden Jos en ikzelf een nog straffer huzarenstukje door binnen een tijdsspanne van 10 dagen de 2150 km naar Santiago de Compostella te fietsen. Die tocht reden we voor de derde maal in het heilig jaar 1993, terug samen met Jos, Karel en Louis maar dit keer was ook Emiel Rombouts uit Muizen van de partij.
Met diezelfde ploeg, versterkt met Staf Gilbert, trokken we in 1999 naar de Zwarte Madonna van Czestochowa in Polen. Deze reis was “slechts” 1300 km en speciale voorbereidende trainingen vonden deze geroutineerde fietsers overbodig!
We kozen altijd bedevaartplaatsen uit, omdat je dat gemakkelijker kon verkopen aan je parochianen.
Om als priester naar bv. de Côte d’Azur te trekken, was zeker in die tijd “not done”.
Ook reed ik tweemaal de 24 uren van Antwerpen: om 18 uur vertrekken en – 24 uur later – om 18 uur weer aankomen. We reden heel de nacht door en legden in totaal 400 km af!
Maar dé zwaarste tocht blijft toch de rit Parijs – Brest – Parijs: in de snikhete maand juni van 1976 legden we de 1200 km af in 4 dagen, de eerste dag reden wij 340 km!
Ondertussen heb je een “gezegende” leeftijd bereikt, tijd voor een terugblik?
Inderdaad, ik word dit jaar 87 jaar. Vanaf een bepaalde leeftijd moet een mens vaststellen dat de krachten afnemen, dat je de jongere medecoureurs niet meer zo goed kan volgen, … dat is dan wel confronterend, maar er is een tijd van komen en een tijd van gaan en dat geldt voor iedere mens.
Op mijn zeventigste ben ik nog wel voor de laatste maal naar Lourdes gefietst, maar sinds enkele jaren “hangt de koersfiets aan de haak”. Eigenlijk staat de fiets in de garage, want wegdoen kan ik niet, er hangen zoveel mooie herinneringen aan vast. Maar vergeet vooral niet dat fietsen een – misschien wat uit de hand gelopen – hobby was.
Ik was en blijf op de eerste plaats priester. Ik heb me mijn roeping als priester nooit beklaagd en zou er direct terug voor kiezen. Als onderpastoor in Londerzeel en Mechelen en als pastoor in Sint-Lambertus Muizen heb ik altijd getracht dicht bij de mensen te staan. Zolang mijn gezondheid het toelaat, probeer ik ook nu nog voor te gaan in de zondagsviering in Muizen of in één van de 7 andere gemeenschappen van de ‘grote’ Lieve-Vrouweparochie. Al zijn er steeds minder kerkgangers, toch geloof ik dat de boodschap van het evangelie mensen zal blijven aanspreken, al is het dan op een andere manier dan hoe wij het vandaag kennen.