Franz Schubert (1797-1828), ‘Du bist die Ruh’
Jozef De Bruyn: 'In dit lied herken ik de rustige manier waarop mijn lieve echtgenote afscheid van ons nam. Zij had volgens de dokters niet lang meer te leven, maar zij vocht daartegen en kon zo nog weken standhouden. Tot op de laatste avond, toen ze met haar kinderen en kleinkinderen nog heeft gelachen en genoten.
Toen zei ze plots: 'Ik ben moe, ik wil gaan rusten.'
Die nacht is ze in mijn armen gestorven. Zij had definitief gekozen: Kehr ein bei mir... de verlossende hemelse rust na een wekenlange strijd, de
goddelijke rust zoals die ook bezongen wordt in het introitus van de afscheidsviering: Requiem Aeternam.
Zo is dit eenvoudige lied voor mij een geschenk uit de hemel geworden. Ik heb er nog vele avonden naar geluisterd, telkens als ik er nood aan had.
Het is voor mij een soort avondgebed geworden.
En een gebed hoeft voor mij niet altijd een gestamel van veel woorden te zijn, met stereotypen als mijn Heer en mijn God, maar wel een rustige gemoedstoestand, een soort meditatie, waarin je tracht gelukkig en dankbaar te zijn voor alle vreugdevolle en liefdevolle dingen, het te boven komen van alle moeilijkheden, en voor de rust en berusting die dan over je neerdaalt.'