3. Zo spreekt de Heer
Zo spreekt de Heer die ons geschapen heeft:
‘Wat durft dat volk Mij nog te vragen.
Dat volk dat vast, maar toch in tweedracht leeft,
Wat durft dat volk Mij nog te vragen.
Die in zak en as gezeten,
twistend mijn gebod vergeten?
Denkt gij dat ik om dat vasten geef,
mijn volk, wat durft gij Mij te vragen!’
Een lied voor Aswoensdag en een blijver. De melodie van Huijbers werd ook gebruikt in De wijze woorden en het groot vertoon, dat vooral in protestantse middens populair blijft.
4. Ik sta voor U in leegte en gemis
Ik sta voor u in leegte en gemis
vreemd is uw naam, onvindbaar zijn uw wegen.
Gij zijt mijn God, sinds mensenheugenis,
dood is mijn lot hebt Gij een and're zegen?
Zijt Gij de God bij wie mijn toekomst is?
Heer, ik geloof, waarom staat Gij mij tegen.
Oosterhuis schreef het in 1966 voor een uitvaart van een jonge man in de Amsterdamse Studentenekklesia, waar hij toen priester was. In 1973 werd het in Duits vertaald en populair bij onze oosterburen. Het werd recent nog gezongen tijdens de zittingen van de Duitse Synodale Weg.
5. Als wij dan eten van dit brood
Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker,
verkondigen wij de dood des Heren en leven totdat Hij komt.
Oorspronkelijk de acclamatie na de instellingswoorden in een zelfgeschreven eucharistisch gebed uit 1967, Een onvergetelijk mens. Huijbers gebruikte een gregoriaanse melodie. In vele parochies vandaag een standaard.
6. Licht dat ons aanstoot
Licht dat ons aanstoot in de morgen,
Voortijdig licht waarin wij staan
Koud, één voor één en ongeborgen,
Licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
Zo zwaar en droevig als wij zijn
Niet uit elkaars genade vallen
En doelloos en onvindbaar zijn.
Een typische ‘Oosterhuis-tekst’ uit de late jaren 1970: veel gebruik van metaforen rond één bepaald kernwoord (in dit lied ‘licht’) en de meerduidige betekenis van de woorden. Geschreven op een Geneefse melodie, later ook door Antoine Oomen bewerkt.
(Lees verder onder de video.)