Wat voorafging: tussen 1985 en 1997 componeert Arvo Pärt onder andere vijf grote religieuze vocale werken, die stuk voor stuk klassiekers worden: Stabat Mater, Te Deum, Miserere, Litany en Kanon Pokajanen.
Kanon Pokajanen (1997) geldt algemeen als een hoogtepunt in Pärts oeuvre. Sommigen noemen het een keerpunt en nog andere zelfs een quasi-eindpunt, omdat het Pärt laatste echte topwerk zou zijn. Hij is leeggeschreven, hoor je wel eens, het beste is er al een tijdje af. Feit is dat Pärt sinds de Kanon amper nog grote (religieuze) werken heeft geschreven, daar waar hij ze in de jaren 1980 en 1990 aaneenreeg in een adembenemende reeks (zie aflevering 6 van ‘De wereld van Pärt’).
Sinds de Kanon heeft zijn oeuvre zich ook wijder en fijner vertakt, qua sfeer, qua inspiratie, qua teksten en qua talen. Tuurlijk is er het (Russisch-orthodoxe) christendom, maar ook beeldende kunst inspireert hem en zelfs de politiek komt weer loeren.
In de 23 jaar sinds de Kanon schrijft Pärt veel méér muziek, maar meestal kortere werken. Sommige zijn voor het grote publiek nog volslagen onbekend. Voor een deel omdat ze niet altijd (meer) de spankracht hebben van de vroegere Pärt, maar ook omdat het grote publiek Pärt blijft vereenzelvigen met zijn vroege tintinnabuli-werken (Für Alina, Spiegel im Spiegel, enz.), werken waarvoor Pärt de voorbije twintig jaar ook tientallen nieuwe instrumentaties schreef.
Een overzicht in enkele markante composities van de voorbije 20 jaar.
‘Salve Regina’: de trechter
De opdracht voor het Salve Regina (2002) kwam uit het Duitse Essen, ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de Duitse theoloog en toenmalige bisschop van Essen Hubert Luthe (1927-2014).
Pärt greep de gelegenheid aan om te werken met vier verschillende koren (kinderkoor, mannenkoor, vrouwenkoor en gemengd koor), die hij verspreid over de kerk liet plaatsnemen. Pärt:
Muzikaal kan je het ‘Salve Regina’ vergelijken met een trechter.
De muziek begint met grote cirkels, die langzaam ronddraaien en steeds smaller worden tot je uiteindelijk het diepste punt bereikt.’
Musicoloog Jan Christiaens: ‘Het is een legendarische tekst, die wordt gebruikt in de laatste gebedstijd, de completen. Aan het eind van de dag wordt Maria aanroepen als koningin: Salve Regina, Gegroet Koningin.
Pärt maakt er een meesterwerkje van.
Het is, zoals hij zegt, een soort trechter. De eerste zes minuten muziek vormen grote, trage cirkelbewegingen. Daar komen onder andere de woorden Ad te clamamus in voor. Je zou verwachten dat het koor het daar uitschreeuwt, maar Pärt doet iets helemaal anders: de muziek klinkt bijna gedempt.
Het zijn trage, cirkelvormige klankstromen, een soort zacht geroep dat van de aarde opstijgt.
Naarmate we in het centrum van die trechter terechtkomen, wordt het intenser. Het hoogtepunt komt op het einde, waar klinkt: Toon ons, Jezus... En op die woorden krijgen we een prachtige climax, waar het volledige koor achtstemmig wordt ingezet.’
• VIDEO: luister naar het Salve Regina. (Lees verder onder de video.)