Pas halverwege de vorige eeuw, 200 jaar na zijn dood, begon de ster van Antonio Vivaldi (1678-1741) echt te rijzen. Tijdens zijn leven had de Venetiaanse ‘rode priester’ succes gehad, zeker. Als violist op concertreizen met zijn vader en als componist van vooral instrumentale muziek voor het Venetiaanse meisjesweeshuis waar hij werkte. Zijn muziek raakte ook buiten Italië bekend, maar na zijn dood verwaterde dat snel.
Het was wachten tot 1926.
In een klooster in Monferrato, nabij Turijn, stoten enkele salesianen op een koffer met oude partituren, deel van een nalatenschap die hen enkele jaren voordien is geschonken. Zelf zijn ze niet zo’n kenners, dus vragen ze voor de zekerheid een professor Muziekgeschiedenis om de partituren te bekijken. Wie weet hebben ze enige waarde.
Honderden werken
Die waarde blijkt onschatbaar. In de koffer zitten stapels handgeschreven partituren van Antonio Vivaldi: honderden soloconcerti, cantates, opera’s... Snel blijkt dat er nóg meer moet zijn. Van sommige composities ontbreken onderdelen, er zitten losse bladen uit andere werken bij, enzovoort.
Onderzoek leidt naar Marcello Durazzo, de man die bij zijn dood in 1922 de Vivaldi-partituren heeft nagelaten aan het klooster. Bij familie van hem worden nog eens honderden originele Vivaldi-partituren gevonden.
Het is een van de grootste vondsten uit de muziekgeschiedenis.
Zonder deze ontdekking was de meerderheid van Vivaldi's werk wellicht nog langer onbekend gebleven, wie weet zelfs verloren gegaan.
Met de steun van Ezra Pound
Het zou nog tien jaar en veel verwikkelingen duren eer al die nieuwe muziek ook werd gespeeld. Hulp kwam daarbij uit onverwachte hoek: van de Amerikaanse dichter Ezra Pound en zijn levenslange maîtresse Olga Rudge, een violiste die aan een muziekinstituut in Siena werkte, de Accademia Chigiana.
De twee zouden een belangrijke rol spelen in de Vivaldi-revival, samen met de Italiaanse componist Alfredo Casella. Casella (foto) hoorde bij de beste Italiaanse componisten van de eerste helft van de 20ste eeuw, al is hij nu om onverklaarbare redenen nagenoeg vergeten. Hij had een hart voor hedendaagse muziek (Schönberg), maar ook voor oude meesters, zoals Vivaldi.
Casella werd de motor achter een Vivaldi-festival in 1939 in Siena.
In enkele dagen tijd werd het ene na het andere herontdekte meesterwerk van Antonio Vivaldi voor het eerst sinds tweehonderd jaar gespeeld. Daarbij ook drie van zijn beste sacrale composities: het Credo (RV 591), Gloria (RV 589) en Stabat Mater (RV 621). Het festival betekende de start van de definitieve faam van de Italiaanse meester.