Samen met Jan Van Eyck en Rogier van der Weyden is Hugo van der Goes zonder meer de top van de groep schilders die men gemeenzaam de Vlaamse Primitieven noemt. Alleen weten we nauwelijks iets over de man zelf, was zijn oeuvre lang vergeten en zijn belangrijke stukken zelfs verloren gegaan.
De Gentse mediëvisten Jan Dumolyn en Erik Verroken trokken op basis van archiefstukken, zoals notariële akten, na wat we over hem kunnen weten. Van der Goes, een naam die vooral in Zeeland voorkwam, was in Gent tijdens het bewind van de Bourgondische hertog Karel de Stoute (1467-1477) reeds een gerespecteerd en succesvol schilder. Vanaf mei 1473 huurde Hugo van der Goes een groot huis op de Blandinusberg (bij de huidige Sint-Pietersnieuwstraat) in Gent. Wellicht daar maakte hij het enorme Portinari-altaar, in opdracht van de rijke Italiaan Tommaso Portinari, een vertegenwoordiger in Brugge van de De’ Medici-familie.
Het veelluik was bestemd voor een kerk in Firenze.
Toen het daar in 1483 geïnstalleerd werd, wekte het sensatie.
In het klooster
Rond 1477 (het jaar van de gewelddadige dood van hertog Karel de Stoute), en zeker niet eerder, trad Hugo binnen als convers (lekenbroeder) bij de kanunniken van Windesheim in het Rood Klooster, gesticht in 1368 aan de rand van het Zoniënwoud.
Het klooster was direct verbonden met de geestelijke vernieuwingsbeweging van de Moderne Devotie. Het boekje De Imitatione Christi (De Navolging van Christus) van Thomas a Kempis uit de eerste helft van de vijftiende eeuw is de bekendste en invloedrijkste tekst die de Moderne Devotie heeft voortgebracht. Richtinggevend was het verlangen naar ‘eigentijdse vroomheid’, naar een actualisering van een op God en Christus gericht leven. Het geloof toont zich niet alleen naar buiten maar is vooral verankerd in het hart als centrum van het innerlijke leven en de menselijke ervaring. Men concentreert zich sterk op de figuur van Jezus, en op de voorstelling van Hem.
We weten dat Hugo als monnik bleef schilderen en opdrachten aanvaardde, maar dat was niet uitzonderlijk. Wat er met hem gebeurde, weten we alleen uit een kroniek over het klooster van zijn medebroeder Gaspar Ofhuys, van meer dan twintig jaar later. Het mysterie blijft dus bestaan.
(Lees verder onder de foto)