Kardinaal Jozef De Kesel sprak op 22 september bij gelegenheid van de jaarlijkse herdenkingswandeling van de Shoah in Antwerpen. Onder de noemer Wie vergeet, is gedoemd te herhalen organiseerde Sant’Egidio deze herdenkingswandeling in samenspraak en vriendschap met de Joodse gemeenschap. Tijdens de optocht dragen deelnemers kaarsen en borden mee met daarop de namen van de concentratiekampen als een blijvende herinnering aan de nazigruwel.
Sprekers dit jaar waren kardinaal Jozef De Kesel, de Brusselse opperrabbijn Albert Guigui, de Antwerpse schepen van Jeugd Jinnih Beels en Omar Oulal, een jongere van Sant’Egidio die deze zomer deelnam aan de jongerenontmoeting in Auschwitz-Birkenau.
Het is niet vanzelfsprekend, aldus de kardinaal, de ander in zijn anders-zijn te aanvaarden en te eerbiedigen. Onze primaire reactie is altijd die van de zelfverdediging, van het beveiligen van onze eigen wereld en van ons eigen domein. Deze primaire reactie steekt weer de kop op.
Uiterste waakzaamheid is hier geboden.
Ik zeg het ook als verantwoordelijke van de katholieke kerkgemeenschap. Christenen en burgers van ons land moeten zich van dit gevaar bewust zijn en zonder compromis de weg van het verzet gaan. Niets kan hier getolereerd worden. Want het antisemitisme bedreigt niet alleen de Jood maar elke beschaving die die naam verdient. Racisme en antisemitisme zijn een aanval op de menselijkheid zelf van de mens.
Integrale tekst toespraak kardinaal De Kesel
Wie vergeet, is gedoemd te herhalen. Maar soms zijn er zaken of gebeurtenissen waar je beter niet op terugkomt. Die je beter vergeet. Of ze kluisteren je vast aan het verleden en maken de toekomst onmogelijk.
Maar er zijn er inderdaad ook die je nooit of te nimmer mag vergeten.
Want het zou een groot gevaar betekenen. Niet alleen voor hen die het meemaakten maar voor de mensheid zelf én haar toekomst. Zo een gebeurtenis is de Shoah geweest waarvoor we deze herdenkingswandeling houden en die we niet willen noch mogen vergeten .
Op slechts enkele jaren tijd zijn zes miljoen Joden vermoord. Met een efficiëntie en brutaliteit die elke verbeelding tart. Hier op het Europese continent. Slechts 75 jaar geleden! In 1942 en 1943 zijn ook in ons land grote razzia’s gehouden. In Brussel en ook hier in deze stad. Zij die het gezien hebben en nog leven kunnen ervan getuigen: van het lawaai van de vrachtwagens – ja: vrachtwagens – gehuil van kinderen, geween van radeloze moeders.
Zelden of wellicht nog nooit had de afgrond van het kwaad zich in dergelijke omvang getoond.
De 20e eeuw begon met de genocide op de Armeniërs tijdens WOI en eindigde met de volkerenmoord in Rwanda. En pal in het midden van die eeuw deze poging van Nazi-Duitsland om het Europese jodendom volledig uit te roeien. Juist omwille van het totale en systematische karakter ervan is dat het duisterste dieptepunt van deze eeuw geworden.
Ze werden ter dood gebracht, niet omdat ze iets misdreven hadden of een gevaar betekenden voor de samenleving maar alleen omdat ze Joden waren en dus anders.
De ‘ander’ moet verdwijnen omdat hij ‘anders’ is.
Zoals het nazisme toen ook gehandicapten, zigeuners en homoseksuelen viseerde. Maar dat is juist de vraag. Een levensgrote vraag vandaag, in het bijzonder ook in Europa en ook hier in ons land: kan ik met de ander alleen het leven delen als hij eerst wordt zoals ik. Het is vandaag onze grote uitdaging maar ook onze grote kans: een samenleving uit te bouwen waarin plaats is voor mensen en groepen van verschillende culturen en religies.
Er is voor ons geen andere, in elk geval andere menswaardige toekomst.
Een kans. Inderdaad! Maar geenszins vanzelfsprekend. Het is niet vanzelfsprekend de ander in zijn anders-zijn te aanvaarden en te eerbiedigen. Onze primaire reactie is altijd die van de zelfverdediging, van het beveiligen van onze eigen wereld en van ons eigen domein. Deze primaire reactie steekt weer de kop op.
Uiterste waakzaamheid is hier geboden.
Ik zeg het ook als verantwoordelijke van de katholieke kerkgemeenschap. Christenen en burgers van ons land moeten zich van dit gevaar bewust zijn en zonder compromis de weg van het verzet gaan. Niets kan hier getolereerd worden. Want het antisemitisme bedreigt niet alleen de Jood maar elke beschaving die die naam verdient. Racisme en antisemitisme zijn een aanval op de menselijkheid zelf van de mens.
Al we vandaag deze gruwel niet willen vergeten, dan mogen we ook de tekenen van solidariteit niet vergeten. Want die zijn er geweest. Niet van velen. En ook niet voldoende om het te beletten. Maar er zijn medeburgers geweest die Joden geholpen hebben, die kinderen hebben verborgen om hun leven te redden.
Het zijn ‘rechtvaardigen onder de volkeren’.
Ook hen mogen we niet vergeten. Want de gedachtenis aan hun daadwerkelijke solidariteit helpt ons de gruwel niét te herhalen.
Kardinaal Jozef De Kesel
Aartsbisschop Mechelen-Brussel