Geldgewin, nietsontziend machtsmisbruik, buitensporig geweld en misprijzen voor de lokale bevolking en hun cultuur. De sleutelwoorden waarmee historicus Mathieu Zana Etambala beschrijft hoe de ‘Kongo-Vrijstaat’ de eerste 40 jaar lang van de Belgische aanwezigheid aldaar werd geëxploiteerd, liegen er niet om. Het verhaal was al bekend van vorige standaardwerken als Rood rubber van antropoloog Daniel Vangroenweghe uit 1985, De Kongostaat van Leopold (1876-1900) van A.M. Delathuy (pseudoniem van koloniaal ambtenaar Jules Marchal) uit 1988 of King Leopold’s Ghost. A Story of Greed, Terror, and Heroism in Colonial Africa van de Amerikaan Adam Hochschild uit 1998. Maar Zana Etambala vond veel nieuw archiefmateriaal en dat rechtvaardigt ruimschoots dit nieuwe boek.
Etambala laat via brieven, dagboeken, rapporten en reisverslagen de mensen van toen aan het woord.
Koning-Bouwheer
Koning Filip heeft net zijn diepste spijt uitgedrukt voor de wandaden van de Belgen in Congo. Toch namen de voorbije weken her en der stemmen het op voor koning Leopold II, de Koning-Bouwheer die zowel voor de Congolezen als voor het moederland veel goeds gedaan zou hebben. Zana Etambala laat geen spaander heel van die nostalgie. Hij schetst hoe de soeverein van de ‘Kongo-Vrijstaat’ - een vreemde vertaling trouwens van l’État Indépendant du Congo, want alleen eigenaar Leopold II had er alle vrijheid over – op verschillende tijdstippen en in verschillende regio’s uiteenlopende methodes hanteerde om telkens hetzelfde doel te bereiken: geld, macht en rijkdom. Dat Leopold II zelf nooit in Congo is geweest, maakt hem niet minder schuldig voor hoe het eraan toeging.
De begrippen ‘campagne’ en ‘operatie’ stonden voor niets anders dan oorlog. Mathieu Zana Etambala
Verovering en bezetting
De twee pijlers van de kolonisatie onder Leopold II waren: verovering en bezetting. ‘Campagne’ of ‘operatie’ betekende niets anders dan oorlog, oorlog en nog eens oorlog, schrijft Zana Etambala, waarbij soldaten bijna straffeloos buit konden maken en dorpen terroriseren. Pas in 1913 werd gedecreteerd dat de Weermacht met eigen levensmiddelen aan een expeditie moest beginnen en slechts in noodgevallen voedsel kon opeisen van de dorpelingen. Zana Etambala koos ervoor niet strikt chronologisch te werk te gaan en met zijn verhaal niet het gehele Congolese territorium te behandelen. Hij vertrekt van vier voorbeelden van sociologisch entiteiten die het zwaar te verduren hebben gehad: het oude Kuba-koninkrijk, de regio van het Leopold I-meer, het Evenaarsdistrict en Hoog-Ituri.
Pas net voor de Eerste Wereldoorlog kwam er voor het eerst enige medische zorg voor de inlandse bevolking. Mathieu Zana Etambala
Rood rubber
In zijn boek beschrijft Zana Etambala bijvoorbeeld haarfijn hoe de rubberexploitatie in de Evenaarsprovincie in het werk ging. Zo konden de inlanders van Nkoli pakweg in 1904 de vereiste kwantiteit niet leveren. Daarom werd hun chef vermoord met een kogel door de buik. De zoon van de chef bracht het kadaver naar de koloniale agent, maar die zei dat de chef gedood was omdat er onvoldoende rubber was geoogst en stuurde de hond erop af, die in het been beet van de zoon die het lijk van zijn vader droeg. De soortgelijke verhalen in dit boek zijn eindeloos en bij momenten weerzinwekkend. Vooral omdat dit alles in België toen al geweten was. Op Klara citeerde Zana Etambala onlangs lokaal Antwerps politicus Frans Gittens, die deze wandaden al in 1900 in de gemeenteraad aanklaagde.
Mathieu Zana Etambala, Veroverd. Bezet. Gekoloniseerd. Congo 1876-1914, Sterck & De Vreese, 463 pagina’s, 39,90 euro.