Als kind was Ruben Boon al gebeten door het verhaal van pater Damiaan, die op het einde van de 19de eeuw als missionaris naar Hawaï vertrok en van daaruit naar een eiland voor leprapatiënten. Een Engelstalig boekje met getuigenissen van Hawaïanen over de Belgische missionaris voelde aan als de ontdekking van de eeuw. Nooit eerder had hij vanuit dat perspectief iets over hem gelezen of gezien. Toen hij de kans kreeg om als projectleider van Damiaan Vandaag het Damiaanmuseum in Tremelo te vernieuwen, stond het vast dat het Hawaïaanse perspectief daarin centraal zou staan. En nu dus ook in zijn Damiaanbiografie.
Wat voegt het Hawaïaans perspectief precies toe aan het beeld dat we hebben van pater Damiaan?
Ruben Boon • We ontdekken een jonge missionaris die met heel westerse ideeën over beschaving naar het andere eind van de wereld trekt, maar die zijn denkbeelden gaandeweg aanpast. Wanneer parochianen van hem worden afgevoerd naar de lepranederzetting Kalaupapa op het eiland Molokai, voelt hij zich opstandig. Hij wil hen helpen. Het is daarom dat hij zich vrijwillig aanmeldt wanneer de bisschop een priester zoekt voor de nederzetting.
Op Molokai zal hij zich nog veel verder integreren. De nederzetting bestond al geruime tijd toen Damiaan er arriveerde. Het was een samenleving met eigen, Hawaïaanse leidersfiguren. Uit de getuigenissen blijkt dat Damiaan met hen leerde samenwerken op voet van gelijkheid. Wanneer de Hawaïanen hem ‘makua’ (vader) begonnen te noemen, bedoelden ze daar een wederzijds zorgende band mee, niet het ‘pater’ uit paternalisme.
Ja, hij koesterde bepaalde vooroordelen die als racistisch en paternalistisch kunnen bestempeld worden. Maar toch voelde hij zich vooral met iedereen verbonden over grenzen van ziekte, cultuur en religie heen. Zo gaf hij gestalte aan fundamentele Hawaïaanse waarden als ohana (familie), malama (zorg en respect) en aloha (solidariteit).
Hoe kwam je deze getuigenissen op het spoor?
We hebben heel goede contacten met de Hawaïaanse vzw Ka’Ohana O Kalaupapa (Onze familie van Kalaupapa), die de belangen behartigt van oud-bewoners en hun familieleden en vrienden. Je moet weten dat die nederzetting bestond tot 1969, lang nadat er medicatie was uitgevonden en deze mensen geen bedreiging meer vormden voor de gezondheid.
De oprichting was al een groot onrecht, maar dat de nederzetting zo lang is blijven bestaan, is een heel pijnlijke geschiedenis.
Samen houden ze de herinneringen en getuigenissen van mensen met een lepra-ervaring levendig en geven ze door aan toekomstige generaties via verschillende initiatieven en educatieve programma’s. Zo bewaart en koestert de Ka ‘Ohana ook nog getuigenissen van tijdgenoten van Damiaan die met hem samenleefde en samenwerkte in de lepranederzetting.
Wat vertellen zij zoal?
Een achter-achternicht van een zekere Ambrose Hutchison, die in 1879 op Kalaupapa terecht kwam, vertelt over haar zoektocht naar het verdwenen familielid. Ze ontdekt over hem dat hij bevriend was met pater Damiaan. Hutchison was directeur van de nederzetting. Ze werkten samen om de gemeenschap te dienen op alle mogelijke manieren.
We houden van Damiaan, Moeder Marianne Cope en de anderen, maar de mensen zouden niet alleen hen, maar ook onze vergeten helden moeten kennen. Monica Bacon, achter-achternicht van Ambrose Hutchison
Onlangs was er in de Amerikaanse senaat beroering over het standbeeld van Damiaan in het Capitool. Hoe kijk jij daarnaar?
Dat was een storm in een glas water. Er was een (terecht) debat over diversiteit en een parlementslid verzuchtte dat de beeldengalerij in het Capitool die diversiteit te weinig tot uiting bracht. Ze gaf daarbij het voorbeeld van Hawaï en pater Damiaan.
De Hawaïanen staan nog altijd heel sterk achter Damiaan als prominente figuur van hun deelstaat.
Ze hebben het veel moeilijker met de rijkelijk late en holle excuses van de staat voor het instandhouden van de melaatsennederzetting tot 1969.
Tekst gaat verder onder de foto.