De testfase
Je moet ergens beginnen. Ergens de eerste steen mee leggen. Voor de een is dat een eerste aankoop, voor de ander het bedenken van een naam. Als het opzet is campagne-matig een fietstocht te maken doorheen het Vlaamse land, en de naam ligt al vast, dan begin je met een testrit. Onderweg wil ik mensen aanspreken, en dat gesprek filmen met een Go Pro. Dat vergt wat technische ervaring. Hoe lang draagt je batterijvoorraad? Wat geven deze instellingen met dit apparaat? Dat soort dingen. Het fietsen zelf mag geen probleem zijn. Al was dát een jaar geleden wel anders.
Ik vreesde mijn uitverkoren korte afstandsverplaatsing, mijn favoriete ontspanning, mijn geliefkoosde manier om op vakantie te vertrekken… te moeten opgeven na een derde patella-ruptuur op 138 dagen. Niet dus, met dank aan mijn kinesist, die doorheen meer dan 100 sessies evenveel een mental coach was.
Een testrit dus. Op zondagochtend. Vreemde eend spelen tussen wielerpelotons. Een camera op het stuur, aansluitingsclip op de helm.
Met de fiets richt ik mijn vizier bij voorkeur noordwaarts. De grens en het buitenlandgevoel zijn te vlakbij om er geen gebruik van te maken. De gesloten grenzen sturen me dus het binnenland in. Dat spijt me niet. Ik neem het zoals het is.
De ochtend is nog kil, maar dat deert mij niet. Ik trap me wel warm.
Het duurt altijd even om het gevoel te krijgen écht vertrokken te zijn. Gekende fietsknooppunten als noodzakelijk kwaad om afstand te nemen: afstand van je werkplek, afstand van je keukentafel, afstand van de drukte in je hoofd. Het helpt dan om via een andere invalsweg de vertrouwde kerkdorpen binnen te rijden.
Velden, klaargemaakt voor het voorjaar, bevorderen een nieuwe kijk. Een man met een metaaldetector leest de vers opgerakelde voren, met dezelfde heupslag die ik herken uit mijn kinderjaren, als een grootvader de zeis wette om er het weiland mee te kortwieken. Hij wordt mijn eerste aanspreekpunt.
Eer ik mijn fiets heb neergelegd en de Go Pro mobiel heb gemaakt, loopt hij weer van me weg. Is het de gevoelige geluidsdetector die mijn stem of mijn stappen registreert: hij reageert op mijn vraag. “Of hij met mij een test wil doorstaan.” Het lijkt of de kleine camera, niet groter dan een luciferdoosje, sympathie opwekt sinds Arnout Hauben de wandelschoenen aantrok of Iedereen Beroemd aan je deur kan staan.
Na wat geïnteresseerde vragen over slaagkansen voor zijn zoektocht en plaatselijke geschiedenis, kom ik tot de kern van mijn zaak. Ik had al laten vallen dat ik testte voor Tracing Grace. De klankovereenkomst met Amazing Grace maakt het iets gemakkelijker: dat kan ik zingen.
Amazing Grace bestaat 250 jaar. Het werd geschreven door een slavendrijver die schipbreuk leed.
Twee scheepsmakkers verdronken. Hij overleefde. Het doet hem zich afvragen: “Wat ben ik het waard, dat ik nog leef?” Daarin ervaart hij genade. Al is het een woord waarmee je iemand kan platslaan, het heeft dezelfde stam als ‘gratis’. Gratia is ‘hetgeen je zomaar krijgt.’ Wanneer hij voor het laatst iets als dusdanig heeft aangevoeld? “Dat is een moeilijke vraag”, zeker op zo’n zondagochtend, al is hij zo rustig en met een camera op je neus, al is hij maar zo klein.
“Ieder huisje heeft zijn kruisje”, antwoord Kris, die ook geen aanstalten maakt om de onwennige situatie te ontvluchten. “We hebben thuis ons deel ook meegemaakt.” Maar hij is er wel doorgekomen? “Tuurlijk, tuurlijk”, antwoord hij resoluut. Hij heeft dat te danken aan de steun van zijn vrouw en zijn kinderen. “Samen sterk.” Familie en vrienden, vult hij nog aan. “Netwerken”, merk ik op, en ik leg hem uit hoe mijn fietstocht een netwerk wil zichtbaar maken van plekken die, ook in de toekomst en op vlak van geloof en zingeving, mensen willen ondersteunen.
Ik vraag hem of hij, als hij wil, dat “ieder huisje heeft zijn kruisje” met één woord concreter kan maken. Ik krijg het hele verhaal. Hun zoon is voor meer dan 80% gehandicapt. Zijn metaaldetector help hem om zijn gedachten te verzetten. Corona heeft de dagbesteding gedwarsboomd. En al is die regel intussen versoepeld, zijn vrouw heeft het er niet op, en dus is de jongen al meer dan een jaar voltijds thuis. “Neen, we hebben niet gevloekt toen hij werd geboren. We wisten het op voorhand. We hebben het genomen zoals het kwam.” De gynaecoloog had aangekondigd dat het een “zwaar geval” zou worden, en had zelfs -op zijn minst de indruk gegeven- er de voorkeur aan te geven het kind niet te laten geboren worden. “Dat zeggen ze dan zo vlak in je gezicht.” “Hij wordt nu 26 jaar.” Of er iets van ‘grace’ aanwezig is, als je hem ’s morgens uit zijn bed haalt? “Hij is met heel weinig content. Daar kunnen wij van genieten”. De andere zoon is tegenover gesteld: die compenseert het snelle contentement.
Een zware tractor komt het veld opgereden, maar houdt voldoende afstand. Zou het woelen in de aarde nog niet voorbij zijn? En zou het Kris iets opleveren? Dit eerst gesprekje, geheel sans gène, doet me uitkijken naar nog. Ik vervolg mijn tocht en zie de lente in veel gedaantes: bloeiende kerselaars, het frisse groen in de weilanden, barstende uitlopers van knotwilgen.
Vlak bij de Achelmansstraat, waar ooiteen F-16 crashte, wandelt Jos. Hij moet kilo’s kwijtgeraken. In een paar weken tijd is het hem gelukt er twee weg te wandelen. Hij let ook wel op zijn eten: twee grote frieten en vijf cervelaworsten waren voor hem klein bier. Je zou het hem niet geven. Wellicht heeft zijn carrière er mee te maken: hij werkte op een booreiland. Hij heeft overal gezeten. Voornamelijk in Dubai. 400 uren per maand waren geen uitzondering. Toen hij thuiskwam, was zijn vrouw er met zijn geld vandoor. Dat verhaal. Hij aanhoort het opzet van mijn gesprek. De rust in deze omgeving doen hem wel deugd. Hij heeft al verschillende waarnemingen gedaan: leeuweriken, zwaluwen. Hij lijkt iets met zwaluwen te hebben. Hij hing er een nestkast voor op, aan zijn huis. Het eerste jaar was er een sperwer in komen huizen.
Of er nu effectief zwaluwen in waren gekomen, bleef me onduidelijk. Het ging in elk geval over de ergernis die zijn vriendin uitte, over de vogelstront aan de gevel. Het was een evenwicht zoeken, kiezen zelfs tussen de vriendin en de vogels, maar “de nestkast hangt er toch nog altijd”, zegt hij lachend met een zucht van opluchting. Voor een man die plooide voor de dagelijkse bevelen om toch nog maar wat dieper te boren, wil ik dit geen oppervlakkig gesprek noemen. Verder graven is niet nodig.
Er zijn mensen die de knoopunten zo kunnen lezen dat het plezier van het onverwachte al verdampt is, nog voor ze de fiets opstappen. Dat is bij mij niet het geval. Integendeel! Kort voor de middag passeer ik zo het klooster waar Louis verblijft. Als ik eens kijk of hij thuis is? Ik ben aan een boterham toe en op een bankje op de speelplaats van de school kunnen we coronaproof bijpraten.
Tegen de muur kan de frisse bries ons niet deren. Dan is het niet zo erg dat ik, toch wat bezweet, stilzit. Ook voor Louis zou de wind geen goeddoen. Ik vond zijn parochie asiel, toen in mijn eigen parochie dakloos was. Ik stond op heide, bij hem was er klaver. Daarom zou ik ook in zijn kerk trouwen. Intussen had hij nog in een ander klooster gewoond, dat nu een vluchtelingenopvang was geworden. Daarom had hij gevraagd terug naar Hechtel te mogen komen. Hier was hij schooldirecteur geweest en -eenmaal met pensioen- een beetje verderop pastoor geworden. Hij deed twee keer in de week nog een mis in het bejaardenthuis, maar daar ging hij toch stilaan mee stoppen: hij is intussen 87 jaar. Daarbij kwam dat ze een stuk van het klooster gingen afbreken, ten voordele van de school. Enkel de paters die met de school betrokken waren, mochten er blijven wonen. Hij zou naar Oud-Heverlee verhuizen. Opnieuw verhuizen dus, voor de dertiende keer. Ik stond op zijn lijstje van mensen die hij nog een keer wilde bezoeken voor zijn vertrek, en deze ontmoeting zou daar niets aan veranderen. Louis is één van die priesters die ik bij mijn afscheid schaamteloos een kruisje vraag, maar er ook een teruggeef. Coronaproof deze keer.
Terwijl Louis aanschuift aan het middagmaal, overvalt me een volgende verrassing. Zouden cijfers me blij maken, ik zou in mijn planning het knooppunt herkend hebben. Het ligt vlakbij een stuk grond dat me dierbaar is. Ik moet er weliswaar het uitgestippelde parcours voor verlaten. Mijn GPS sputtert piepend tegen, maar ik volg mijn hart: Ik wil stoppen bij den hof van mijn schoonvader, gelegen aan de rand van het militair domein én zowat aan de rand van de samenleving. Hij zette er steevast een paar bijenkasten. Hij won op de kurkdroge aarde zijn dagelijkse groenten. Hoeveel kilometers hij daar te voet heeft afgelegd, beladen met emmers en gieters opgepompt water, niemand doet het hem na. Zijn hof was zijn hemel op aarde. Bijna elf jaar geleden hebben we er zijn assen uitgestrooid. Als buurman had hij Cor. Oudgediende in het Nederlandse leger. Als beeldregisseur kon hij er zijn creativiteit kwijt. Sinds zijn pensioen wellicht – moet ik eens navragen- veranderde hij zijn lap grond in een openlucht-expositie van installaties, oldtimers en allerhande brocante, verspreid tussen de bomen. Je kan er ronddolen. Ze doen je altijd via een ander paadje vertrekken van de chalet, waarin hij het hele jaar door woont, en terugkeren naar den hof. Ik wil Cor bezoeken. Het is zo lang geleden dat ik hem nog gezien heb. Ik ben er zeker van dat hij filosofische antwoorden gaat geven op mijn vragen, zo goed ken ik hem al wel. Bij de hof langsgaan, is ook bij Cor langsgaan. Zijn TV staat zoals altijd te spelen. Maar er komt geen reactie op mijn kloppen op zijn deur.
Ik geniet nog even van mijn Dasein, met de stille hoop dat Cor alsnog eens komt kijken. De lentezon verwarmt mijn zitplek beschut tegen de wind.
Ik heb een soort deadline ingesteld, om toch niet al te laat weer thuis te zijn. Ik zit mooi op schema. 15 km per uur als gemiddelde snelheid zal een goed referentiepunt zijn, als ik de route voor mijn project verder ga inplannen. Ik kan vandaag mijn stelling aan de test onderwerpen tijdens het tweede deel van mijn tocht.
Die brengt me niet langs ‘fietsen door de bomen’. Per ongeluk vermijd ik die toeristische trekpleister. Via een kanaalarm word ik tot aan de Blauwe Kei geleid. Al is er iets van voorspelbaarheid, ik wil de verwondering cultiveren. De bries over het brede wateroppervlak (de waterweg vloeit hier over in een aantal putten) staat nu pal op kop.
Ik zet me in het wiel van een duofiets: vader en zoon zitten naast elkaar op een driewieler. Moeder fietst er achter aan. Ze moest een inhaalbeweging maken: onder een brug had ze staan bellen. Met mij naast haar vormen we een perfect sqadron en ik vraag of ik zo even mag meerijden. De constructie van de duo-fiets en de toerusting met batterijen wijst er op dat vaker wordt gefietst. Corona is niet de enige aanleiding. Het fietsen is een goed alternatief voor de dagelijkse kine die zoonlief nodig heeft. Zo hoeft hij niet de hele daag in zijn rolstoel te zitten. Maar dan is het nog niet vanzelfsprekend: zijn benen kunnen hem niet dragen en ook stoppen tijdens de fietstocht voor een plasje lijkt er niet in te zitten. Toch maken ze een toerke van 40 km, zoveel als het kan en met Balen-Neet als vertrekpunt. Bij de Blauwe Kei en Dikke Louis neem ik afscheid van de helden van de ouderlijke zorg.
De voorbereiding
Kris woont langs het landbouwfietspad. In fietsparadijs Limburg geeft dat extra hoge scores!
Verzameld onder een afdakje staan aan haar deur een schoolbord op kinderhoogte, en een aantal spreuken. Sinds corona hangen er, als in een etalage, kleine aardewerken figuurtjes. Hartjes, mooi gelakt en vernist. Iets voor moederdag. En je mag het zomaar meenemen. Een vriend van me, die er in de buurt woont, had al eens gepolst bij haar man: “Waarom staat er geen spaarpotje bij, voor een vrijwillige bijdrage?” Op zich toch een eervol voorstel als feedback voor appreciatie? Maar voor Kris zou het daardoor aan de bedoeling voorbij schieten. Ze wil haar ‘bakseltjes’ hun weg laten vinden tot bij de mensen.
“Er waren er vandaag weer 18 meegenomen”, zegt ze met van dat warme licht in haar ogen. Het is zondagmiddag, en ik mag er mijn ‘bestelling’ gaan afhalen. Mijn vriend had aangevoeld dat zij de geschikte persoon was om op zijn minst haar de bedoeling van mijn fietstocht uit te leggen. Dan kon ik nog zien of ik haar durfde te vragen om voor een souvenir kon zorgen.
Ik had vanaf het begin, toen ik Tracing Grace nog maar in potlood uittekende, al een ideetje voor een ‘souvenir’: een aarden kruikje met een parel er in, naar het bijbelvers: “wij bewaren schatten in aarden kruiken.” Degene die ik er voor aansprak, had nog niet de technische mogelijkheden om het zelf uit te voeren. Dat Kris zelf een oven heeft, gaf natuurlijk mooie perspectieven. Maar daarmee had ik nog geen ‘ja’.
Die kreeg ik volmondig toen ik telefonisch mijn uitleg mocht doen. Vragend naar een manier van vergoeden, al was het maar voor het materiaal, of naar een goed doel, waarnaar ik dan iets kon overmaken, antwoordde ze “Dit is al een goed doel”.
Toen ik bij haar wegreed, zong Bart Peeters op de radio “Je gelooft niet wat een genstertje kan doen”
Dag 1 ~ Achel - Retie - Hoogstraten - Meersel-Dreef
Even na negen is mijn bagage aangehangen en mijn fietsvlag bevestigd. Ik kan er aan beginnen. Deze ochtend nog contact gehad met Christa, waar we de eerste stop hebben. Het leek niet gemakkelijk te zijn om een telefonische verbinding te leggen. Mogelijk omdat zij vanuit de auto belde. Maar omdat ik me voornam om via instagram impressies te geven aan de volgers en ik daarvoor dus mijn fairphone nodig heb, overviel me toch de vrees dat het ook mijn toestel kon liggen. En ik wilde echt niet meteen al een deel van het concept moeten schrappen, wegens defecte smartfoon.
De eerste kilometers lopen via het kanaal Bocholt-Herentals. Oud-collega Jan-mijne-man-die-alles-kan zal me opwachten aan de Blauwe Kei. Hij is mijn eerste logistiek ondersteuner. Hij zal wat foto’s maken onderweg, wat filmen en ‘op afroep’ mijn beperkte mobiliteit opvangen, ook als mijn er iets aan mijn fiets zou komen.
Mijn oog valt op een leeg kapelleke.
Het voorheen veel weelderigere geboomte dat de achtergrond ervan vormt, heeft te lijden gehad. Spontaan schoot de term kaalslag me door het hoofd. En een leeg kapelleke bij, de picknickbank niet eens aan de voet ervan. Is dit een beeld dat ik kan gebruiken? Ik keer even terug om er een foto van te maken. Wat blijkt: er staat een beeldje! Het is klein en is even wit als de achtergrond. De zware tralies ontnemen het zicht er op, maar er is iets! Ik heb een eerste verhaaltje, een eerste beeld. Is de eerste indruk van de Kerk niet een indruk van kaalslag, als je vergelijkt met ‘vroeger’? En lijkt er in het passeren inderdaad geen inhoud meer te zijn? Of neem je even de tijd om wat dichterbij te gaan, en te ontdekken dat er wel degelijk iets is. Misschien wat gecamoufleerd en ‘opgegaan in de omgeving’. God is immers een meester in de camouflage.
De ochtendstramheid is weggefietst als ik een ouder koppel passeer. Zij fietst als tweede. Ik laat me wat uitbollen en kan zo dezelfde snelheid krijgen als haar man, die ik wil aanspreken, als eerste gesprekspartner tijdens deze tocht. Was haar gezicht open en volop genietend van het moment, zijn blik is gefocust op de weg voor hem. Zijn wiebelend hoofd doet me vermoeden dat ik hem beter niet uit zijn concentratie haal door hem aan te spreken.
Rond tien uur zou Jan bij de Blauwe Kei. Even voor tien rinkelt mijn telefoon. Die stipte Jan ook altijd! Fietsend vis ik mijn toestel uit mijn fietstas, swipe de antwoordtoets noordwaarts, versterk het volume en klik ook de speaker aan. Intussen heb ik niet nagelaten Jan aan te spreken en te vragen of hij mij hoorde - de moeilijke verbinding met Christa deze ochtend in gedachten-. Met de speaker aan blijkt mijn vraag beantwoord te worden. “He Jan, ik kom er aan. Nog één bocht en dan zie ik de fietsbrug over het kanaal. Je zal me wel zien aankomen met mijn vlaggetje aan mijn fiets.” Als ik tijd laat om te reageren, zegt een stem: “Goeiedag, met Peter Gordts van Kerk&leven.” Ja zeg, dat ben ik dan weer! Het weekblad wil mijn exploot wat volgen en vraagt wanneer een fotograaf een plaatje zou kunnen schieten. Met de afspraken de eerst volgende dagen krijgt hij al een fraai lijstje van mogelijkheden.
Ik mag niet ontkennen dat ‘de projecten van Space for Grace in het nieuws werken’ één van de doelstellingen is van deze tocht. Ik was dus blij gisterennamiddag, in functie van de lancering overmorgen nog wat prutsend aan de website van de Pastorale Eenheid, in de nieuwsbrief van Kerknet mijn fietstocht alvast vermeld te zien. Nu dus ook een artikel in Kerk&leven leek als een tweede goal aan het begin van de wedstrijd.
Jan stond al even aan de Blauwe Kei. Als er een koppel fietsers stopt om de kaart te bestuderen, laat ik er geen gras over groeien en trek ik Jan mee in het bad. Ik loop wat hard van stapel. Ik ben iets te snel to the point, maar toch krijg ik antwoord op de vraag die ik meerdere keren wil stellen tijdens deze tocht: waar ze iets van Amazing Grace ervaren hebben. Voor mevrouw was dat het pensioen van mijnheer, waardoor ze nu alles samen konden doen en ook effectief alles samen deden. In mijn zelf-evaluatie stip ik aan dat ik wat meer aanloop moet nemen om te komen tot de kern van het gesprek, wil ik mensen niet al te veel overvallen.
We fietsen samen verder. De afstand tot Retie is niet zo groot, maar de dreven en jaagpaden naast het kanaal zijn des te mooier.
In Retie wordt het startschot gegeven, door Christa, voorzitter van het IPB.
Ze komt samen met ons aan bij haar huis. Het stagebezoek in de voormiddag verliep volgens timing. Met soep en brood bereiden we ons voor op de namiddag.
In de kerk zal ze me op pad sturen met een symbool voor het project van Hoogstraten- Meersel-Dreef. Het Amazing Grace wordt voor het eerst geregistreerd. Voor de kerktoren krijg ik een stuk touw. Bij elke halte zal dat langer worden, met bij elk stuk een eigen verhaal.
We proberen de basis te leggen voor een filmpje, waarin het visueel effect kan uitgewerkt worden dat het touw van het ene scherm naar het andere wordt doorgegeven en vastgeknoopt. We zien wel of dat lukt.
Christa zal ook meefietsen tot in Meersel-Dreef. We zijn blij dat Jan er bij is, als een steile brug over de vaart een behoorlijke hindernis vormt. De oudste van de grupetto blijkt tot het meest in staat: hij brengt twee-derde van het fietsarsenaal over naar de andere kant.
Een oude man neemt de gelegenheid te baat om met ons een babbeltje te slaan. Hij neemt me op mijn zwakste moment, als mijn GPS even het Noorden kwijt is. Moeiteloos somt hij een aantal wegen op, bruggen en sluizen, maar als je niet van de streek bent, is dat ‘niks gekurt’. Dat hij in Ford-Genk heeft gewerkt, is voor Jan de aanleiding om er een autobiografisch verhaal aan op te hangen. Ook hij was er tewerkgesteld, als jobstudent, zoveel jaar geleden. Als was het gisteren, herinnert hij zich de dag waarop hij zijn eerste ‘kezem’ mocht ontvangen. Zeventien-achthonderd frank. Niet niks! Maar een brug overstekend viel de enveloppe hem uit zijn hand en buitelde tot net aan de rand van de brug. Daar kon hij ze nog net oprapen. Amazing Grace, voegt hij er aan toe. Jan heeft goed opgelet. Amazing Grace zit hem in de kleine dingen! ;o)
Intussen wordt duidelijk dat mijn GPS een voorkeur heeft voor onverharde wegen en natuurgebieden. We hebben bij het vertrek in Retie al een bui gehad, en het gewicht van mijn bagage (mijn bagage, niet van mijn eigen lijfelijke verpakking!) speelt me parten op de wegels met mul zand, vooral als dat tot slijk verworden is. Het trekt me met mijn fiets telkens naar het diepste spoor. Op de verharde stukken kan ik wel weer bijbenen.
Bij de Liereman in Oud-Turnhout spreken we twee natuurliefhebbers aan. Ze zijn geëngageerd bij Natuurpunt. Ze gaan in op de uitnodiging om samen Amazing Grace neuriënd te zingen. Je hoeft toch geen tekst te kennen, om samen te zingen?
Wat verderop houden we plas- en koffiepauze.
Klokslag vijf uur komen we aan in Hoogstraten. Een uitgebreid verwelkomingscomité staat er ons op te wachten. Ik herken pater Kenny en Luc Vinkx, en wordt voorgesteld aan broeder Igor, die de rest van de avond alles zal filmen, pastoor Bart en de andere aanwezigen. Van op de beiaard klinkt al Amazing Grace en tegen dat muzikale decor duid ik de betekenis van het lied en het opzit van mijn tocht.
Als ook de burgemeester is toegekomen, worden we in de kerk verwelkomd door de pastoor. Ze staat vol met stellingen. “Is ze in restauratie? Het past bij de Franciscaanse roeping om de Kerk te herstellen.” De projectverantwoordelijke Luc Vinkx en de burgemeester van Hoogstraten sluiten daar bij. De goede samenwerking tussen parochie en stad mag er uit spreken. Er is een fierheid over de H.Bloedprocessie en over de St.-Katharinakerk, over het klooster in Meersel-Dreef en de betekenis voor de plaatselijke gemeenschapsopbouw, maar ook voor de toeristen die de gemeente aandoen. Christa sluit aan als voorzitter van het IPB en onderlijnt het belang en de betekenis van het Space for Grace-programma.
Heb ik mijn bijdrage geleverd het symbool te vervoeren, zij zal de noveenkaars van OLV ter sneeuw persoonlijk overhandigen.
Jos zal ons begeleiden naar Minderhout. Daar wachten enkele vormelingen ons op. Ze vertellen hoe ze aan de slag gingen met D-moed, een spin off van het Franciscaanse belevingscentrum. Dezelfde accenten werden als een catechetisch project vertaald in een doosje met gesprekskaarten. In het ene gezin worden ze letterlijk ter hand genomen voor een gesprek aan de keukentafel, in een ander gezin is het het onderwerp voor de dagelijkse wandeling van moeder met zoon. De gespreksvragen en -uitdagingen zetten één van de vormelingen aan om, gewapend met prikker en handschoenen, het zwerfvuil op het dagelijks wandeltraject te verzamelen.
Het is een fijne ontmoeting. Samen zullen de vormelingen het souvenirtje dat ik achterliet, als herkenningspunt voor deze ‘space for grace’ en ontdekt tijdens mijn Tracing Grace-tocht van 2021, een plekje geven.
Onderweg naar Meersel-Dreef, toch nog een 15-tal kilometer, valt me het nieuws van het thuisfront koud op mijn maag. Mijn moeder is onverwacht opgenomen in het ziekenhuis met vocht op hart en longen. De mooie rit door het natuurgebied langs de Mark, met oude vertakkingen en pittoreske natuurgezichten, brengt wat rust in mijn hoofd, maar zal de avond er niet minder intens door maken.
Aangekomen in Meersel-Dreef neem ik afscheid van Christa, die Jan ook mee terug zal nemen. Het is kwart voor acht - acht uur, en eer ze beiden weer thuis aankomen, zal de dag weer een paar uur ouder zijn.
Ik mag me tegoed doen aan een rijke broodmaaltijd, om tot slot van de dag nog een bezoek te brengen aan de Parochiale Kerngroep, die voor het eerst weer live vergadert, in het oudste gedeelte van het klooster. Er volgt een boeiend gesprek over ieders betrokkenheid in de parochie en over het impact van het belevingscentrum en kindernevendiensten voor de parochianen, naar aanleiding van Vormsel of Eerste Communie.
Een intense eerste dag wordt afgesloten in de kloosterkapel, waar Ilse Verachtert, begeleid door pater Kenny, een hemelse uitvoering brengt van Amazing Grace. Met Antonius op de achtergrond en wat vermoeidheid in lijf en leden, worden alle emoties gebundeld in een kaarsje voor het goede behoud van ons moeder in het ziekenhuis.
Tekst gaat verder onder de video.