J.S. Bach (1723): ach, zo onvolmaakt…
Gib mir dabei, mein Gott, ein Samariterherz. Geef mijn een Samaritaanhart, vraagt de tenor in een recitatief uit Bachs Cantate nr. 77, Du sollt Gott, deinen Herren, lieben.
Damit ich nicht bei ihm vorübergeh
Und ihn in seiner Not nicht lasse.
Dat is, uiteraard, een heel goed voornemen. Maar verrassend genoeg gaat de tenor niet verder met een krachtige aria waarin hij dat voornemen overdenkt en da capo bekrachtigt, maar wordt hem het woord ontnomen door een alt. En een alt in de muziek, die brengt vaak geen vrolijk nieuws. In een aria bekent de alt dat ze wel goed wil doen, maar daar vaak niet in slaagt.
Ach, es bleibt in meiner Liebe
Lauter Unvollkommenheit!
Een best wel vreemde aria, omdat de alt niet wordt begeleid door pakweg een lankmoedige hobo, maar door een trompet. Een natuurtrompet, schrijft Bach nadrukkelijk voor, deksels goed wetend hoe moeilijk het is om die zuiver te bespelen in de partij die hij voorschrijft. Of was dat bedoeld als een bewuste illustratie van die ‘onvolmaaktheid’?
(Lees verder onder de video)