Hooggeachte Heer David,
Koning van Juda,
Sire,
Met gepaste terughoudendheid richt ik mij persoonlijk tot U. Ik wil het niet hebben over Uw politieke loopbaan, de eenmaking onder Uw gezag van de Israëlitische steden, Uw amoureuze perikelen en de bloedige veldtochten die Uw heerschappij tekenden. Hierover hebben al rijen gerenommeerde geschiedkundigen en eloquente Bijbelspecialisten hectoliters inkt doen vloeien. Ik ben historicus noch theoloog.
Ik richt mij tot U als een nederige collega die in Uw schaduw staat; een auteur die een immense bewondering koestert voor de 73 psalmen die aan U zijn toegeschreven.
3.000 jaar na publicatie spreekt Uw oeuvre nog steeds miljoenen gelovigen aan. Uw nagelaten werk is wereldwijd in nagenoeg alle talen en vaak zelfs in plaatselijke dialecten gepubliceerd. Uw pareltjes van hoogstaande religieuze poëzie blijven een dankbare bron van inspiratie, zelfreflectie en gebed.
De redenen voor het succes van Uw werk zijn legio. Los van Uw typerende schrijfstijl, het poëtische ritme en de vaak gedurfde metaforen herkennen de lezers zich persoonlijk in het grote gamma aan gevoelens waaraan U uiting gaf. Diepmenselijke emoties die wild om zich heen spatten. U looft en dankt God uitgebreid, smijt vervolgens met wraakzuchtige verwijten die U met niet mis te verstane krachttermen lardeert, waarna U Hem – soms met vlagen van existentiële twijfel, verregaande zelfhaat of -medelijden – om hulp smeekt en op Uw erewoord plechtig belooft boete te doen voor de vele misstappen die U heeft begaan.
Niets menselijks is U vreemd. Deze uiterst persoonlijke insteek tilt Uw psalmen naar een hoger niveau. Met de jaren slaag ik er eindelijk in de diepere grondlaag van een aantal verzen beter te begrijpen, al geef ik toe dat U in mijn ogen soms de bal lelijk misslaat.
In mijn jonge jaren stoorde ik me aan sommige ronduit gruwelijke bedreigingen die het beeld van een straffende God versterken.
Sta me toe als voorbeeld een aantal regels uit Uw psalm 21 in mijn favoriete eigentijdse bewerking van Huub Oosterhuis te citeren:
- Hij zal hun vijanden vinden
en weg van de aardbodem vagen.
Hij laat voor hen vuurovens bouwen,
ze vastbinden rug aan rug –
en dan de zweep erover.
Hun kinderen zal hij verdelgen,
uitroeien de vrucht van hun zaad.
Weerloze kinderen doden, Sire? De God in wie ik geloof doet zoiets niet. Net zoals bij U het geval was, schommelt mijn geloof tussen grote twijfels en zeldzame flitsen van heldere overtuiging. Ook ik ben wel eens verward en boos op God. Logische basisgevoelens die ik met alle zoekende mensen deel. Gelukkig bent U erin geslaagd ook Uw emoties van feilbaarheid en onmacht krachtig neer te pennen.
Ik put vooral vertrouwen uit Uw talrijke omschrijvingen van het kleine hulpeloze Davidje dat bescherming zoekt onder Gods vleugels.
In de versie van Bijbel in Gewone Taal klinken Uw woorden in psalm 103 bijna kinderlijk naïef en hoopvol:
- De Heer vergeeft al mijn zonden.
Hij geneest mij als ik ziek ben,
hij laat me niet sterven.
Hij is goed voor mij,
hij houdt van mij.
Hij maakt me weer sterk en gezond,
hij geeft me nieuwe kracht.
Al ruim vijf jaar wissel ik op regelmatige basis mijn vaste leef- en schrijfplek in voor een kort verblijf in de abdij van Zevenkerken. Daar heb ik kennisgemaakt met de gemeenschap van monniken en vooral met de Regel van Benedictus. De stichter van de orde wijdt een uitgebreid hoofdstuk aan het bidden van de psalmen, die de leidraad vormen in hun dagelijkse getijdengebeden.
In hoofdstuk 18 van zijn regel schrijft Benedictus van Nursia zijn volgelingen voor dat alle 150 psalmen in een tijdsbestek van één maand aan bod moeten komen. Anno 2021 verliezen 100.000den monniken en monialen zich dagelijks meerdere keren in Uw psalmen en die van Uw collega’s. Vooral de gezongen versie van de vaste psalmen 4, 91 en 134 tijdens het avondgebed in Zevenkerken maken telkens een grote indruk op mij. Ze maken mijn dag compleet.
Mede dankzij vele gesprekken met de monniken slaag ik er steeds beter in zelfs Uw meest giftige metaforen een plaats te geven. Als schrijver ben ik vertrouwd met de macht van het woord en slagkrachtige vergelijkingen om mijn boodschap in de verf te zetten.
Uw gevloek en wraakgevoelens beschouw ik als professionele overdrijvingen van een emotionele, wispelturige en zoekende taalvirtuoos.
Het is het recht op dichterlijke vrijheid van de schrijver die de lezer wil beroeren. Uw verzen zetten mensen stevig aan het denken. Ze lokken latent aanwezige emoties uit en brengen Uw lezers aan het wankelen. Volhouders worden uiteindelijk beloond, want ze stoten telkens opnieuw op een diepere laag en betekenis. Uw boodschap komt nog steeds aan, Majesteit. Ze is van alle tijden.
Hoogachtend, Bart Demyttenaere
Reactie van Nikolaas Sintobin
Zoals je reeds opmerkte, beste Bart, de 150 psalmen zijn bepaald geen groothandel in vroomheid. Alle mogelijke menselijke gevoelens worden erin uitgedrukt – met inbegrip van de meest lelijke, haatdragende en schaamteloze. Soms aanstootgevend en rauw. Maar net zo goed hoopvol, teder en zachtmoedig. Steeds herkenbaar. De hele mensenervaring, in al zijn aspecten, mag voor God gebracht worden, mag een plaats krijgen ons gebed. Ook datgene waar we niet fier op zijn en liever zouden willen wegdrukken.
Die psamen geven eigenlijk een heel realistisch beeld van het gebed en, ruimer, van het christelijk leven. Dat speelt zich niet af in een ideale en irreële wereld.
Christen zijn (en worden) betekent niet dat we geen negatieve gevoelens meer zouden mogen hebben. Neen, die maken gewoon deel uit van onze werkelijkheid.
Oef, wat een geruststelling. Zo ervaar ik dat althans. Maar ik vermoed dat dit geldt voor de meeste mensen, zoniet voor iedereen. Christen zijn – christen worden is steeds weer een kwestie van vallen en opstaan. Het is een pad met veel hobbels. Het belangrijke is dat er beweging in zit. Zoals in die psalmen, waar we steeds weer lezen dat de psalmist vertrekt van hopeloosheid, duisternis, boosheid en dergelijke meer en dat die soms verstikkende negativiteit steeds weer overgaat in hoop, vertrouwen en vreugde. Daarvoor zijn we inderdaad geschapen.
Tot slot nog dit. David heeft een wel heel bijzondere levenswandel gehad. Ik twijfel eraan dat hij de tegenwoordige procedure van heiligverklaring zou doorkomen. Daarvoor had hij teveel op zijn kerfstok. Tot op zijn sterfbed was er naast schoonheid en goedheid, ook veel geweld en van alles dat we vandaag als onaanvaardbaar beschouwen. Toch is net die man de geschiedenis ingegaan als de schrijver van het mooiste religieuze liederenboek.
Ik vind dit geruststellend: je hoeft geen heilige te zijn om een God te zoeken én te vinden.
Van harte, Nikolaas Sintobin