Het lijkt nog niet zo lang geleden dat ik elk jaar opnieuw formulieren moest invullen voor mijn kinderen. Hun geboortedatum, hun ziektegeschiedenis, de dingen waarvoor ze allergisch waren. Waar ze woonden en waar ze naar school waren geweest. Soms ook hun hobby’s en interesses. Elk jaar opnieuw moest ik op jacht naar de kaartjes waarop we hun inentingen bijhielden, van kinkhoest tot bof.
Tot daar opeens haast ongemerkt een einde aan kwam.
Vandaag moest ik een formulier invullen voor mijn ouders. Wat hun beroep is geweest en hoe ze aangesproken wensen te worden. Hoe hun stemming meestal is en of ze in de omgang opvliegend, geïnteresseerd, meegaand of onverschillig zijn. Meer mogelijkheden zijn er niet. Even verderop is er de keuze tussen ‘een doorzetter’ of ‘iemand die vlug opgeeft’.
En een groot vak voor de onderwerpen die best vermeden kunnen worden.
Veel van de vragen zijn moeilijk te beantwoorden. Ik weet het antwoord niet en zij zelf ook niet. Hoe vaak per dag gaat iemand gewoonlijk naar het toilet? Ik zou het van mezelf niet zomaar weten, laat staan van mijn ouders. Al met al een ontluisterende ervaring om zoiets in te vullen.
Nog confronterender is de gedachte dat het een kwestie van tijd is dat een dergelijk formulier voor mij zal worden ingevuld.
In het beste geval door een van de kinderen, met liefde en zorg. Met een lijstje van de hulpmiddelen die ik zal nodig hebben tegen die tijd: een hoorapparaat, een paar brillen, een rollator met een zitje. Zouden ze me als opvliegend of meegaand typeren? Ik kan het ze alvast eens vragen.
‘De week van de derde leeftijd’ leest mijn moeder op een poster aan de muur. ‘Jaja, een schone oude dag!’ zegt ze schamper. Ze heeft geen zin in het rusthuis, geen zin in oud en versleten zijn en niet meer zelf alles kunnen regelen. ‘Kan ik dan geen handwasje doen op mijn kamer?’ vraagt ze en ze is hoogst verontwaardigd als dat niet blijkt te kunnen.
Een mens klampt zich in zijn leven aan zoveel vast. En een voor een moet hij dat allemaal weer loslaten.
Mijn ouders houden zich enkel nog vast aan elkaar en een beetje aan ons. En aan God, die hen nooit zal loslaten, hoe zwak en doorschijnend ze ook worden.