Op onze laatste reisdag in Praag legde ik mijn resterende kronen in de pet van een bedelaar. Die gulheid zat me meteen niet lekker. Niet omdat ik die munten kwijt was. Ik had er toch niets meer aan, hij misschien wel iets. Misschien wel daardoor vond ik het voor de bedelaar toch maar sneu.
Vernederde ik de man niet meer dan dat ik hem hielp?
Omdat het geld was waarmee ik zelf niets meer kon doen, was de goedbedoelde geste niet meteen grote naastenliefde.
Naastenliefde... een sleutelbegrip uit de christelijke ethiek. We kennen het woord zo goed, dat het soms klinkt als geroffel op een lege doos. In modern taalgebruik een containerbegrip dus. Je kunt er heel wat in stoppen. Evengoed ook helemaal niets, want containerbegrippen zijn lege dozen.
Naastenliefde volgens Jezus
Naastenliefde, ook de joden in Jezus' tijd hadden er moeite mee. Vandaar dat ze dezelfde vraag stelden die ook ons op de lippen brandt: wie is mijn naaste? Achter die vraag zat toen en zit nu een andere vraag verscholen: de vraag naar een prioriteitenlijstje. Wie komt eerst, want je kunt toch niet iedereen helpen? Zo gesteld leidt de vraag over onze naasten naar een vanzelfsprekend antwoord: degenen die ons het meest naast zijn. Toch? Simpel dus: eerst je eigen kinderen, dan je familie, dan...
Zo heeft naastenliefde iets van hordelopen: als je nog wat adem overhebt (tijd, geld, aandacht) kun je over een hekje springen naar een beetje verder: buurt, vrienden,... Daarna misschien weer een horde nemen naar stad, streek, land, volk... Voor nog een sprong heb je helaas geen adem meer (geen tijd, geld, aandacht meer).
De naastenliefde raakt snel op bij caritatief hordelopen.
Het antwoord van Jezus op de vraag wie mijn naaste is, kennen we. Naastenliefde is voor hem geen prestatie waarmee je moreel goud, zilver of brons kunt winnen.
Naastenliefde is een levenshouding.
Dat we dus eerst zelf naaste moeten worden door barmhartigheid te betonen (zoals de Samaritaan). Zonder de vraag te stellen naar de graad van affiniteit van het slachtoffer. Dan zullen toeval en lotgeval ons de naasten wel aanwijzen. Meestal aan de kant van de weg. Mensen aan wie iedereen voorbijgaat.
Gevoel van machteloosheid
Allemaal goed en wel, maar ik heb nog nooit aan de kant van de weg iemand aangetroffen die in de handen van rovers is gevallen. Of heb ik niet goed gekeken, omdat ik dat beeld te letterlijk had genomen en daardoor de beeldspraak mij is ontgaan? In onze samenleving vallen veel mensen in de handen van rovers, maar op dier naamkaartje en in dier briefhoofd staat iets anders dan rovers. Met het vooroordeel eigen schuld, dikke bult zullen we de slachtoffers ook nooit tegenkomen.
De wereld is zo groot, en navenant de ellende. De uitgerangeerden, zij die uit de rang(orde) vallen, zijn met miljoenen, zijn talloos. Je kunt ze toch niet allemaal helpen?
Ook als je gul gireert en de handen ver uit de mouwen steekt, denk je wel eens aan die druppel op die gloeiende plaat.
Zelfs de gedachte dat vele druppels de plaat toch een beetje afkoelen, haalt je niet uit de machteloosheid.
Wat baat het? De joden hebben daar een antwoord op: als je één mens redt, heb je de hele mensheid gered. Mooi als troost, denk ik dan, maar in werkelijkheid heb ik toch slechts één mens weer wat adem gegeven. Ik weet ook dat voorbeelden trekken en zich vermenigvuldigen, maar toch. Jezus zei: Wat je voor de minsten der mijnen hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan. Dat is goed voor mij, maar die miljoenen andere minsten hebben daarmee niets gekregen. Of toch?
Terug naar Praag
Naastenliefde... neen, het is geen lege doos en geen containerbegrip. Maar een handjevol Tsjechische kronen droppen in een Praagse pet aan de kant van de weg is wellicht geen naastenliefde. Ik heb die man misschien het genot van een paar halve liters Budweiser Budvar of Pilsner Urquell bezorgd. Van straat is hij daarmee niet geraakt, integendeel. Of is dat bezorgde genot van de lippen aan een fris glas bier toch iets? Ik weet het niet. Wanneer hebben wij u dorstig gezien en te drinken gegeven?, vragen volgens Jezus ook de rechtvaardigen onwetend.
Naastenliefde... ook de Samaritaan uit Jezus' parabel wist dat wat hij deed niet voldoende was. Dus bracht hij het slachtoffer naar een herberg, waar deze ge-her-bergd, opnieuw gebor(g)en kon worden.
De Samaritaan betaalde voor de nazorg door anderen. Naastenliefde is dus meer dan caritas en persoonlijke gestes van goedheid.
Aan de acute hulp dient institutionele zorg toegevoegd. Dat is pas naastenliefde voluit, iets van mij én iets van samen. Een barmhartige samenleving vraagt mij niet alleen dat ik persoonlijk te hulp schiet, maar vraagt mij ook bij te dragen aan de structurele aanpak van de noden.
Ik stop dus met zeuren over de dure Sociale Zekerheid. U ook?
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.